ECLI:NL:CBB:2005:AU1633

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
9 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/687
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot subsidievaststelling op grond van de Kaderwet EZ-subsidies

In deze zaak heeft de Universiteit Twente, te Enschede, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken, dat betrekking had op de subsidievaststelling voor een onderzoeksproject. De appellante had op 16 augustus 2004 beroep aangetekend tegen een besluit van 9 juli 2004, waarin verweerder het bezwaar van appellante tegen de subsidievaststelling had afgewezen. De procedure omvatte een zitting op 21 juli 2005, waar de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De kern van het geschil draait om de vraag of de Minister de aanvullende informatie die appellante na de indiening van het bezwaar had verstrekt, buiten beschouwing mocht laten. De appellante had eerder subsidie aangevraagd voor het project "Proof of principle van gepulste reformings reactor" en had een verzoek tot vaststelling van de subsidie ingediend. De Minister had echter het subsidiebedrag vastgesteld op € 107.541,00 en een bedrag van € 17.339,31 aan onverschuldigd betaalde voorschotten teruggevorderd.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de Minister ten onrechte de aanvullende informatie van appellante niet had meegewogen. Het College stelde vast dat er geen fatale termijn of peildatum was die het onmogelijk maakte om deze informatie in de bezwaarfase te overwegen. De beslissing van de Minister werd vernietigd en hij werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen van het College. Tevens werd bepaald dat de Staat der Nederlanden het door appellante betaalde griffierecht van € 273,00 diende te vergoeden.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Vijfde enkelvoudige kamer
AWB 04/687 9 augustus 2005
27314 Kaderwet EZ-subsidies
Besluit subsidies energieprogramma's
Uitspraak in de zaak van:
Universiteit Twente, te Enschede, appellante,
gemachtigde: prof.dr.ir. J.A.M. Kuipers, werkzaam bij de faculteit Technische Natuurwetenschappen van appellante,
tegen
Minister van Economische Zaken, verweerder,
gemachtigde: mr. drs. R.F. Jassies, werkzaam bij verweerders agentschap SenterNovem.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 16 augustus 2004, bij het College binnengekomen op 17 augustus 2004, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 9 juli 2004.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante gericht tegen het besluit tot subsidievaststelling op grond van het Besluit subsidies energieprogramma's (Stb. 1997, 623).
Bij brief van 14 oktober 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 21 juli 2005 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij de gemachtigden van partijen zijn verschenen.
2. De grondslag van het geschil
Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij formulier gedagtekend 28 september 2000 heeft appellante subsidie aangevraagd voor het onderzoeks- of ontwikkelingsproject "Proof of principle van gepulste reformings reactor" (hierna: project).
- Bij besluit van 6 oktober 2000 heeft verweerder voor het project subsidie verleend.
- Op 30 september 2003 heeft appellante een verzoek tot vaststelling van de subsidie op € 156.100,39 opgemaakt.
- Op 28 november 2003 heeft KPMG Accountants N.V. inzake de aanvraag tot vaststelling van de subsidie een accountantsverklaring afgegeven.
- Op 12 december 2003 heeft appellante het vaststellingsformulier en bijbehorende accountantsverklaring bij verweerder ingediend en nog niet vergoede kosten ter hoogte van € 31.347,58 gedeclareerd.
- Bij brief van 13 januari 2004 heeft verweerder appellante verzocht bepaalde bij de vaststellingsaanvraag aangeleverde gegevens nader toe te lichten en erop gewezen dat indien appellante de aanvullende gegevens niet uiterlijk 3 februari 2004 aanlevert, een beslissing zal worden genomen op basis van de beschikbare gegevens.
- Bij besluit van 1 april 2004 heeft verweerder het definitieve subsidiebedrag vastgesteld op € 107.541,00 en appellante verzocht het bedrag van € 17.339,31 aan onverschuldigd betaalde voorschotten terug te betalen.
- Bij brief van 28 april 2004 heeft appellante hiertegen bezwaar gemaakt en de door verweerder gevraagde toelichting en specificaties aangeleverd.
- Appellante heeft afgezien van een hoorzitting.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaart en daartoe onder meer het volgende overwogen.
Appellante heeft binnen de genoemde termijn geen nadere specificatie van de gevraagde gegevens verstrekt. Dit leidde ertoe dat de vaststellingsbeschikking genomen werd op basis van de op dat moment beschikbare gegevens, als gevolg waarvan een aantal kostenposten als niet subsidiabel is aanmerkt. De naderhand verstrekte informatie kan niet meer worden meegewogen. De informatie was reeds voorhanden of had voorhanden moeten zijn ten tijde van het indienen van het vaststellingsverzoek. De bezwaarprocedure is niet bestemd voor het oprekken van termijnen voor het aanleveren van de benodigde informatie. Dat er communicatiestoornissen zouden zijn geweest tussen de betrokken faculteiten doet niet af aan de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger om op tijd een compleet en onderbouwd vaststellingsverzoek in te dienen.
4. Het standpunt van appellante
Appellante heeft als verontschuldiging voor de late aanlevering van de informatie aangevoerd dat het project gaande de uitvoering is overgedragen naar een andere faculteit en dat hierbij communicatieproblemen zijn opgetreden. Appellante meent dat verweerder van de door appellante alsnog aangereikte informatie kennis had moeten nemen.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 In geschil is of verweerder bij het bestreden besluit terecht de in bezwaar aangeleverde specificatie en onderbouwing van het verzoek tot vaststelling van de subsidie buiten beschouwing heeft gelaten.
Ingevolge artikel 7:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vindt, indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging plaats. Het heroverwegingskarakter van de bezwaarprocedure brengt met zich mee dat daarbij in beginsel de op dat moment bekende relevante feiten en omstandigheden moeten worden betrokken. Bij het bestreden besluit dient derhalve in beginsel te worden uitgegaan van de situatie ten tijde van het bezwaar.
Dit in aanmerking nemende is het College van oordeel dat verweerder in dit geval de door appellante in bezwaar verstrekte aanvullende informatie had moeten meewegen bij zijn beslissing op bezwaar. Niet is gebleken dat in verband met het verzoek tot vaststelling van de subsidie een fatale termijn of vaste peildatum gold of dat anderszins belemmeringen zouden bestaan de informatie die in de bezwaarfase door appellante is verstrekt alsnog in aanmerking te nemen. Het door verweerder ter zitting genoemde belang van een tijdige en ordelijke administratieve afhandeling van het vaststellingsverzoek is in ieder geval zonder nadere concretisering naar het oordeel van het College onvoldoende grond om de met het bezwaarschrift verstrekte informatie buiten beschouwing te mogen laten.
5.2 Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit wordt vernietigd. Verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Nu niet is gebleken van kosten die daarvoor in aanmerking komen bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. De beslissing
Het College
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan appellante het door haar betaalde griffierecht, te weten € 273,00 vergoedt.
Aldus gewezen door mr. M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van mr. A. Graefe als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2005.
w.g. M.A. Fierstra w.g. A. Graefe