5. De beoordeling van het geschil
5.1 Appellant heeft betoogd dat het hem, ook al omdat hij geen bewaarplicht heeft voor uit de referentieperiode stammende documenten, onmogelijk is met perceelsgebonden bewijsstukken aan te tonen dat perceel 8 aan de definitie akkerland voldoet.
Dienaangaande overweegt het College dat de bewijspositie waarin appellant is komen te verkeren door de tijd die is verstreken sedert de referentieperiode, weliswaar in aanmerking is te nemen, maar dat het nu eenmaal op de weg van appellant ligt de gegevens en bescheiden over te leggen, die nodig zijn voor de beoordeling van zijn jaarlijkse aanvragen om akkerbouwsteun.
Het is immers aan de aanvrager om, vóór het opgeven van een perceel voor subsidie in het kader van de Regeling, te controleren of dat perceel voldoet aan de voorwaarden van de Regeling. Het opgeven van een perceel dat niet aan de voorwaarden van de Regeling voldoet, komt gelet op de eigen verantwoordelijkheid van de producent, voor rekening en risico van de aanvrager.
5.2 Appellant heeft aangegeven dat hij in de referentiejaren maïs, aardappelen, en stoppelknol heeft geteeld. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij in de referentieperiode tenminste één jaar stoppelknollen moet hebben geteeld op perceel 8. Welk jaar dat is geweest weet hij niet. Hij heeft hieraan toegevoegd dat op perceel 8 in de referentieperiode geen maïs heeft gestaan.
5.3 Tegenover de door verweerder overgenomen interpretatie van de satellietbeelden door GeoRas en de daarbij door drs. Honig gegeven toelichting stelt appellant – op wiens weg het nu ligt aannemelijk te maken dat perceel 8 toch voor premieverlening in aanmerking gebracht kan worden – derhalve, zonder dat een concreet bewijsstuk is overgelegd, dat er in minimaal één van de referentiejaren op perceel 8 stoppelknollen moeten hebben gestaan.
Op basis van deze stelling acht het College niet aannemelijk geworden dat het perceel voor premieverlening in aanmerking gebracht kan worden.
Voor de de veronderstelling van appellant, dat GeoRas bij het bestuderen van de satellietbeelden stoppelknollen heeft geanalyseerd als gras is naar het oordeel van het College geen goede grond aanwezig. Deze verklaring wordt niet ondersteund door een overgelegde verklaring van een deskundige op het gebied van de analyse van satellietbeelden. Daartegenover staat dat drs. Honig op grond van zijn specifieke deskundigheid verklaard heeft dat stoppelknollen bij de analyse van satellietbeelden een beeld geven dat vergelijkbaar is met dat van suikerbieten en niet van gras.
Verder heeft drs. Honig ter zitting verklaard dat op het satellietbeeld van 6 februari 1991 op perceel 8 hoog gras is waar te nemen. Hij heeft verklaard dat dit niet mogelijk zou zijn als er op perceel 8 in het najaar van 1990 jongvee heeft rondgelopen dat de resterende wortelknollen uit de grond heeft getrokken en op dat perceel heeft gegraasd. Het College acht deze verklaring overtuigend en gaat er derhalve van uit dat ook in die periode ter plaatse geen stoppelknollen zijn geteeld.
5.4 Met betrekking tot het feit dat appellant het onbegrijpelijk acht dat verweerder van oordeel is dat perceel 8 niet voldoet aan de definitie akkerland en het daarnaast gelegen – en steeds met hetzelfde gewas bebouwde – perceel 11 wel, overweegt het College het volgende.
Door drs. Honig is ter zitting verklaard dat het perceel 11 een langgerekt smal perceel is. Dit maakte het moeilijk om aan de hand van de gebruikte satellietbeelden tot een juiste analyse te komen. Het perceel 11 heeft daarom het voordeel van de twijfel gekregen.
Het College is van oordeel dat hiermee een voldoende duidelijke verklaring is gegeven.
5.5 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.