ECLI:NL:CBB:2005:AT8869
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.A. Fierstra
- L. van Duuren
- Rechtspraak.nl
Intrekking vergunning taxivervoer op basis van vakbekwaamheidseisen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 mei 2005 uitspraak gedaan over de intrekking van een vergunning voor taxivervoer. Appellant, A, had een vergunning ontvangen op basis van de Wet personenvervoer 2000, maar deze werd ingetrokken omdat niet langer voldaan werd aan de eis van vakbekwaamheid. De procedure begon op 20 oktober 2004, toen appellant een beroepschrift indiende tegen een besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, die op 10 september 2004 het bezwaar van appellant tegen de intrekking van zijn vergunning kennelijk ongegrond had verklaard. De intrekking was gebaseerd op het feit dat de procuratiehouder, D, zijn functie had neergelegd, waardoor appellant niet meer voldeed aan de eisen van vakbekwaamheid zoals gesteld in de wet.
Tijdens de zitting op 21 april 2005 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij bezig was met het behalen van zijn examens en dat de intrekking van de vergunning in strijd was met de beleidsregels. Het College heeft echter geoordeeld dat de intrekking van de vergunning terecht was, omdat appellant niet zelf voldeed aan de vakbekwaamheidseisen en de Minister bevoegd was om de vergunning in te trekken. Het College benadrukte dat de belangen van appellant in voldoende mate waren meegewogen, aangezien hij al eerder uitstel had gekregen voor het behalen van zijn diploma's.
De conclusie van het College was dat de intrekking van de vergunning rechtmatig was en dat het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van mr. L. van Duuren, als griffier.