6. De beoordeling van de beroepen
6.1 Naar het oordeel van het College heeft KPN er belang bij dat wordt vastgesteld of het bestreden besluit rechtens juist is, ook voorzover het betrekking heeft op tarieven die zij reeds heeft doorberekend aan haar eindgebruikers. Indien bijvoorbeeld zou worden geoordeeld dat de van 1 juni 2002 tot 24 september 2003 door Versatel jegens KPN gehanteerde FTA-tarieven moeten worden vastgesteld op een lager dan het door Versatel gewenste niveau, is dat rechtens in het voordeel van KPN. Of KPN het eventueel door Versatel terug te betalen bedrag voor zichzelf mag en zal houden, is niet relevant voor het antwoord op de vraag of sprake is van procesbelang aan de zijde van KPN.
Evenzo heeft OPTA het standpunt van Versatel dat KPN wat betreft de reeds aan haar eindgebruikers doorberekende FTA-tarieven geen belang heeft bij haar verzoek om geschilbeslechting in het bestreden besluit terecht verworpen.
6.2 KPN stelt dat zij met Versatel geen overeenstemming heeft bereikt over de FTA-tarieven die Versatel vanaf 1 juni 2002 bij haar in rekening brengt. Versatel heeft weliswaar betoogd dat een gebrek aan wilsovereenstemming niet impliceert dat de door haar gevraagde FTA-tarieven niet zouden gelden, maar zij heeft niet betwist dat tussen haar en KPN geen overeenstemming bestaat over deze tarieven.
Gelet hierop gaat het College ervan uit dat in de interconnectieovereenkomst tussen KPN en Versatel niet is bepaald hoe hoog de FTA-tarieven zijn die Versatel in de hier aan de orde zijnde periode mag hanteren dan wel dat Versatel de vrijheid heeft deze tarieven eenzijdig vast te stellen.
Het College volgt Versatel niet in haar standpunt dat het ontbreken van wilsovereenstemming met zich brengt dat de door haar gevraagde tarieven gelden. In de in § 2.1 geciteerde passage uit de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer der Staten-Generaal inzake de Tw (oud) is weliswaar opgemerkt dat een niet-aangewezen aanbieder zijn interconnectietarieven in beginsel zelf mag bepalen, maar deze opmerking laat de in artikel 6.1, zesde lid, Tw (oud) en artikel 6.3, vierde lid, Tw vervatte onderhandelingsplicht onverlet. Het voert naar het oordeel van het College te ver, aan het vermelde in de memorie van antwoord de gevolgtrekking te verbinden dat de door Versatel verlangde FTA-tarieven ondanks de bezwaren van KPN gelden, tenzij en totdat OPTA met toepassing van artikel 6.3, eerste lid, Tw (oud) of artikel 12.2, eerste lid, Tw een ander tarief vaststelt. Bij gebreke van overeenstemming tussen KPN en Versatel over de FTA-tarieven van Versatel gelden derhalve geen tarieven, niet de door Versatel gevraagde tarieven en evenmin de door KPN gewenste strikt reciproque tarieven, totdat OPTA de FTA-tarieven desgevraagd vaststelt of KPN en Versatel alsnog overeenstemming bereiken over deze tarieven.
6.2.1 Bij gebreke van een overeenkomst over de hoogte van de FTA-tarieven was OPTA op grond van artikel 6.3, eerste lid, Tw (oud) bevoegd de regels te stellen die tussen KPN en Versatel zullen gelden.
Nu het bestreden besluit dateert van na 18 mei 2004, wordt het verzoek van KPN ingevolge artikel 19.7 Tw met ingang van 19 mei 2004 aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 12.2 Tw. Omdat geen sprake is van een overeenkomst tussen KPN en Versatel over de hoogte van de FTA-tarieven van Versatel in de hier aan de orde zijnde periode, is het tweede lid van artikel 12.2 Tw niet van toepassing en moet het verzoek van KPN met ingang van 19 mei 2004 worden beschouwd als een aanvraag in de zin van artikel 12.2, eerste lid, Tw om het bestaande geschil te beslechten.
6.2.2 Het feit dat OPTA tot taak heeft desgevraagd de regels te stellen die tussen partijen zullen gelden (artikel 6.3, eerste lid, Tw (oud)) onderscheidenlijk het geschil te beslechten (artikel 12.2, eerste lid, Tw) brengt mee dat OPTA niet moet beoordelen of de door Versatel gevraagde tarieven zodanig zijn dat OPTA dient in te grijpen, maar dat OPTA de FTA-tarieven die Versatel in rekening mag brengen zelfstandig moet vaststellen.
Omdat artikel 6.3, tweede lid, Tw (oud) en artikel 12.2, tweede lid, Tw niet van toepassing zijn op het onderhavige geschil, staat niet ter beoordeling of uit het bepaalde bij of krachtens de Tw (oud) of de Tw voor Versatel als niet-aangewezen aanbiedster de verplichting voortvloeit redelijke interconnectietarieven te hanteren en evenmin of de door haar gevraagde FTA-tarieven al dan niet in strijd zijn met de Tw (oud) of de Tw.
6.3 Versatel heeft betoogd dat de bevoegdheid van OPTA zich slechts uitstrekt over de periode na inwerkingtreding van het besluit, althans de periode na indiening van het verzoek van KPN. Versatel heeft haar standpunt onderbouwd met verwijzing naar de uitspraak van 25 april 2001 van het College inzake site sharing, waaruit zij afleidt dat een geschilbesluit geen betrekking mag hebben op het verleden. Het College volgt Versatel niet in dit betoog. In de desbetreffende zaak stond de rechtmatigheid van door OPTA gestelde regels met betrekking tot site sharing centraal, waarbij in het bijzonder een bepaald gedrag aan een marktpartij (KPN) werd voorgeschreven. Gezien het rechtszekerheidsbeginsel lag het niet in de rede dat dergelijke voorschriften met terugwerkende kracht zouden worden gegeven. In het onderhavige geval evenwel heeft OPTA een geschil beslecht over de hoogte van de FTA-tarieven die tussen partijen zullen gelden voor verkeer dat op het netwerk van Versatel wordt afgewikkeld. In aanmerking genomen dat KPN van meet af aan duidelijk heeft gemaakt dat zij niet instemde met de verschillende FTA-tarieven die Versatel vanaf 1 juni 2002 wenste te hanteren en KPN ter zake reeds op 8 juli 2002 een eerste verzoek om geschilbeslechting heeft ingediend bij OPTA, diende Versatel rekening te houden met de mogelijkheid dat de FTA-tarieven op een lager niveau zouden worden vastgesteld dan het door haar gewenste niveau en kan aan het rechtszekerheidsbeginsel geen argument worden ontleend voor de stelling dat het besluit van OPTA slechts kan gelden voor de periode vanaf 2 november 2004 (datum besluit) dan wel 14 mei 2004 (datum onderhavige aanvraag).
De door Versatel getrokken vergelijking met een besluit van OPTA inzake MTA-tarieven doet niet af aan de bevoegdheid van OPTA om, naar aanleiding van het onderhavige verzoek om geschilbeslechting van KPN, de door Versatel met ingang van 1 juni 2002 jegens KPN in rekening te brengen FTA-tarieven vast te stellen.
6.4 Wat betreft het standpunt van Versatel dat OPTA de onderhavige aanvraag van KPN met toepassing van artikel 4:6 Awb had moeten afwijzen, stelt het College voorop dat het door KPN op 8 juli 2002 ingediende verzoek om geschilbeslechting geen betrekking had op alle FTA-tarieven waarop de aanvraag van 14 mei 2004 betrekking heeft. Voorzover het onderhavige verzoek om geschilbeslechting betrekking heeft op andere tarieven dan het verzoek van 8 juli 2002 kon artikel 4:6 Awb reeds hierom niet worden toegepast.
Voorzover het onderhavige verzoek om geschilbeslechting betrekking heeft op de tarieven per 1 juni 2002, ziet het College niet in waarom OPTA artikel 4:6 Awb had moeten toepassen. Partijen dienen immers voor de hele van belang zijnde periode te weten welke FTA-tarieven dienen te gelden. Als in de besluitvorming onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende data waarover aparte besluiten genomen worden, levert dit onnodige complicaties op. OPTA kon dan ook op goede gronden besluiten de nieuwe aanvraag ook voor het reeds in de beslissing van 1 juli 2003 neergelegde deel in behandeling te nemen en daarop een nieuw besluit te nemen.
De vraag of Versatel zich terecht op het standpunt stelt dat OPTA haar bezwaar tegen het besluit van 1 juli 2003 gegrond moet verklaren, staat in de onderhavige procedures niet ter beoordeling.
6.5 De Tw (oud) noch de Tw schrijft voor hoe OPTA de tarieven moet vaststellen van een aanbiedster die niet is aangewezen als partij met aanmerkelijke macht op de aan de orde zijnde markt(en), indien de betrokken partijen hierover geen overeenstemming bereiken en OPTA wordt gevraagd dit geschil te beslechten. De in § 2.1 geciteerde passages uit de wetsgeschiedenis bevatten weliswaar een aantal mogelijke aanknopingspunten voor een dergelijke vaststelling, maar hieruit blijkt niet dat OPTA tarieven waarover geen overeenstemming is bereikt op een bepaalde wijze moet vaststellen. Aangenomen moet worden dat OPTA redelijke tarieven dient vast te stellen.
6.5.1 In de Beleidsregels heeft OPTA uiteengezet hoe zij de door niet-aangewezen aanbieders bij KPN in rekening gebrachte FTA-tarieven vaststelt, indien hierover een geschil ontstaat dat ter beslechting aan haar is voorgelegd. OPTA stelt zich op het standpunt dat de Beleidsregels vanaf 24 september 2003 toepasbaar zijn op het geschil tussen KPN en Versatel, zijnde twee maanden na de datum waarop de gereguleerde tarieven van KPN voor de periode van 1 juli 2003 tot 1 juli 2004 zijn bekendgemaakt.
Het College stelt vast dat in punt 30 van de Beleidsregels is opgemerkt dat van niet-aangewezen aanbieders wordt verwacht dat zij hun FTA-tarieven met ingang van 1 september 2003 in geval van een geschil vaststellen op een volgens de Beleidsregels redelijk niveau. Gelet op hetgeen in § 6.5.2 zal worden overwogen, kan in het midden blijven hoe het bestreden besluit zich verhoudt tot de in punt 30 van de Beleidsregels genoemde datum van inwerkingtreding.
6.5.2 Volgens OPTA verzet het rechtszekerheidsbeginsel zich tegen toepassing van de Beleidsregels op de tot 24 september 2003 door Versatel gehanteerde FTA-tarieven. Feitelijk betekent dit, zoals van de zijde van OPTA ter zitting van het College desgevraagd is bevestigd, dat tot 24 september 2003 de door Versatel gevraagde tarieven dienen te gelden.
Het College acht dit standpunt van OPTA niet houdbaar. Tussen KPN en Versatel bestaat een interconnectieplicht wat betreft (voorzover hier van belang) hun vaste openbare telefoonnetwerken. Uit artikel 6.1, zesde lid, Tw (oud) onderscheidenlijk artikel 6.3, vierde lid, Tw vloeit voort dat KPN en Versatel moeten onderhandelen over de voorwaarden waaronder aan deze plicht wordt voldaan. Hiermee is niet verenigbaar dat, indien onderhandelingen over de hoogte van de door Versatel in rekening te brengen FTA-tarieven niet tot overeenstemming leiden en KPN of Versatel zich tot OPTA wendt met het verzoek deze tarieven vast te stellen, OPTA deze tarieven wat betreft de periode van 1 juni 2002 tot 24 september 2003 zonder inhoudelijke beoordeling vaststelt op het door Versatel gevraagde niveau. Dit zou immers betekenen dat Versatel, in weerwil van de op haar rustende onderhandelingsplicht, de hoogte van de tot 24 september 2003 geldende FTA-tarieven in feite eenzijdig kan bepalen.
Het argument dat de van 1 juni 2002 tot 24 september 2003 door Versatel gevraagde tarieven niet onredelijk zijn, kan naar het oordeel van het College niet worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van het bestreden besluit, aangezien bijvoorbeeld volgens het beginsel van vertraagde reciprociteit vastgestelde FTA-tarieven evenmin onredelijk zouden zijn. Uit dit argument blijkt derhalve niet waarom het door Versatel gevraagde tarief dient te gelden en niet een ander tarief.
Aan de overtuigingskracht van het desbetreffende argument doet voorts afbreuk dat OPTA het door Versatel van 24 september 2003 tot 1 december 2003 verlangde FTA-tarief als onredelijk heeft bestempeld, terwijl dit tarief gelijk is aan het door Versatel van 1 mei 2003 tot 24 september 2003 gewenste FTA-tarief, dat volgens OPTA níet onredelijk is.
6.5.3 Het vorenstaande leidt het College tot de slotsom dat OPTA haar oordeel over de FTA-tarieven van Versatel in de periode van 1 juni 2002 tot 24 september 2003 in het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd, evenmin als haar standpunt dat in deze periode andere beoordelingscriteria zouden moeten gelden dan vanaf 24 september 2003.
6.6 Met betrekking tot het in het bestreden besluit ingenomen standpunt over de FTA-tarieven van Versatel in de periode vanaf 24 september 2003 overweegt het College het volgende.
6.6.1 KPN heeft betoogd dat de FTA-tarieven van Versatel gelijk dienen te zijn aan die van haarzelf (strikte reciprociteit). Het College overweegt dienaangaande het volgende.
6.6.2 KPN was op 24 september 2003 en nadien op grond van artikel 6.4, eerste lid, Tw (oud) aangewezen als aanbiedster met aanmerkelijke macht op de markt van de vaste openbare telefoonnetwerken en de markt van de vaste openbare telefoondienst. De aan deze aanwijzing verbonden verplichtingen, waaronder verplichtingen inzake interconnectie en het hanteren van kostengeoriënteerde tarieven, blijven ingevolge artikel 19.5, eerste en vierde lid, Tw vooralsnog op KPN rusten, in aanmerking genomen dat OPTA de in artikel 19.4, eerste lid, Tw bedoelde besluiten nog niet heeft genomen.
Versatel was op 24 september 2003 en nadien niet aangewezen als aanbiedster met aanmerkelijke macht op de markt voor de vaste openbare telefoonnetwerken en de markt van de vaste openbare telefoondienst, zodat op haar niet de verplichting rust op kosten georiënteerde tarieven te hanteren.
Nu op Versatel wat betreft de vaststelling van haar interconnectietarieven minder vergaande verplichtingen rusten dan op KPN, is niet in strijd met de Tw (oud) of de Tw te achten dat Versatel jegens KPN hogere FTA-tarieven hanteert dan omgekeerd.
6.6.3 Het College ziet ook overigens geen grond voor het oordeel dat OPTA gehouden was de FTA-tarieven van Versatel vast te stellen op het niveau van de FTA-tarieven van KPN.
In de in § 2.1 aangehaalde passage uit de memorie van toelichting bij de Tw is onder meer opgemerkt dat het partijen bij een interconnectieovereenkomst in beginsel vrijstaat reciproque tarieven overeen te komen, maar dat dit niet zonder meer impliceert dat reciproque tarieven redelijk zijn. Indien de interconnectiekosten van twee partijen sterk verschillen, kunnen deze verschillen in de wederzijdse interconnectievergoedingen tot uitdrukking worden gebracht.
In vergelijking met KPN is Versatel nog niet lang actief als aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk en een vaste openbare telefoondienst. Aan de efficiëntie van Versatel kunnen derhalve niet zonder meer dezelfde eisen worden gesteld als aan die van KPN. In het bestreden besluit heeft OPTA overwogen dat KPN geacht mag worden met lagere kosten te worden geconfronteerd dan andere aanbieders, die niet gedurende tientallen jaren in de gelegenheid zijn geweest als monopolist een zeer sterke positie op te bouwen.
Het betoog van KPN dat iedere aanbieder van een vast openbaar telefoonnetwerk in feite monopolist is op de markt voor het afwikkelen van verkeer op zijn vaste openbare telefoonnetwerk leidt het College niet tot een ander oordeel.
Ook indien het afwikkelen van verkeer op het vaste openbare telefoonnetwerk van Versatel als een afzonderlijke markt moet worden aangemerkt en Versatel als monopolist op deze markt, laat dit onverlet dat Versatel op 24 september 2003 en nadien niet was aangewezen als partij met aanmerkelijke macht op deze markt.
6.6.4 Nu de wijze van vaststelling van de interconnectietarieven van niet-aangewezen aanbieders niet nader is genormeerd, komt OPTA als bestuursorgaan dat bevoegd is tot het beslechten van hierop betrekking hebbende geschillen een aanzienlijke beoordelingsruimte toe bij het beantwoorden van de vraag op welk niveau de FTA-tarieven van Versatel moeten worden vastgesteld.
In hetgeen KPN heeft aangevoerd, ziet het College geen grond voor het oordeel dat OPTA de grenzen van deze beoordelingsruimte heeft overschreden door in het bestreden besluit gebruik te maken van het door haar ontwikkelde beginsel van vertraagde reciprociteit. Door het hanteren van deze maatstaf komt OPTA enerzijds tot op zekere hoogte tegemoet aan de belangen van KPN en haar eindgebruikers, die ermee zijn gediend dat een bovengrens wordt gesteld aan de FTA-tarieven die Versatel bij KPN in rekening mag brengen. Anderzijds biedt het criterium van de vertraagde reciprociteit Versatel als niet-aangewezen aanbieder, die aanmerkelijk korter actief is op de markt van de vaste openbare telefoondienst dan KPN, de mogelijkheid hogere FTA-tarieven te hanteren dan KPN. Door de kosten van een hypothetisch efficiënte aanbieder in de beschouwing te betrekken en niet de kosten die Versatel feitelijk maakt, wil OPTA Versatel, voorzover nodig, stimuleren efficiënt te opereren.
Ook bij de nadere invulling van het criterium van de vertraagde reciprociteit komt OPTA beoordelingsruimte toe. De door OPTA in het bestreden besluit gehanteerde vertragingstermijn van drie jaar, waarbij niet wordt uitgegaan van het gereguleerde tarief van KPN van drie jaar geleden, maar van een gemiddeld FTA-tarief van KPN, berekend op de in de toelichting op punt 25 van de Beleidsregels genoemde wijze, acht het College niet onredelijk. Dat denkbaar was geweest dat OPTA een andere vertragingstermijn of berekeningsmethodiek had gekozen, vormt geen grond voor het oordeel dat de toegepaste methode de grenzen van de OPTA toekomende beoordelingsruimte overschrijdt.
Naar het oordeel van het College heeft OPTA evenmin onredelijk gehandeld door de uiteenlopende verkeersprofielen van KPN en Versatel bij de beoordeling van de redelijkheid van de FTA-tarieven van Versatel in aanmerking te nemen op de in het bestreden besluit toegelichte wijze. KPN heeft onvoldoende gegevens aangedragen om haar standpunt dat OPTA arbitrair handelt door het verschil in verkeersprofiel in het ene geschilbesluit wel en het andere geschilbesluit niet mee te wegen bij de beoordeling van de redelijkheid van de FTA-tarieven, te kunnen beoordelen.
6.6.5 Met betrekking tot het standpunt van KPN dat vertraagde reciprociteit de ontwikkeling van duurzame concurrentie en efficiënte investeringen op de telecommunicatiemarkt niet bevordert, maar juist schaadt, zodat het bestreden besluit in strijd is met artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onder a, Tw, overweegt het College het volgende.
De stelling van KPN dat het uitgangspunt van vertraagde reciprociteit niet-aangewezen aanbieders niet stimuleert efficiënter te gaan werken, maar hen welhaast uitnodigt hun FTA-tarieven te verhogen tot het volgens OPTA maximaal redelijke tarief, is in het geval van Versatel niet aan de orde. Bij het bestreden besluit heeft OPTA geoordeeld dat Versatel met ingang van 24 september 2003 een hoger FTA-tarief hanteert dan het volgens de Beleidsregels maximaal redelijke tarief. Het College stelt vast dat Versatel van 1 mei 2003 tot 1 december 2003 dezelfde FTA-tarieven heeft gehanteerd. Versatel heeft haar FTA-tarieven derhalve niet opgetrokken tot een volgens de Beleidsregels maximaal redelijk niveau per 1 september 2003, maar haar tarieven bevonden zich op 1 mei 2003 en wellicht ook eerder reeds boven dat niveau.
Het College volgt KPN niet in haar stelling dat het bestreden besluit onrechtmatig is op de grond dat Versatel, nu zij hogere FTA-tarieven mag hanteren dan KPN, als het ware een bijdrage van KPN ontvangt die Versatel kan gebruiken om haar positie op de retailmarkt te versterken ten koste van die van KPN. KPN spreekt in dit verband van kruissubsidiëring en concurrentievervalsing.
Als gevolg van de op KPN rustende aanwijzing als aanbiedster met aanmerkelijke macht op de markt van de vaste openbare telefoondienst, heeft Versatel meer vrijheid bij het vaststellen van haar FTA-tarieven dan KPN en mag zij, gezien hetgeen in § 6.6.2 en § 6.6.3 is overwogen, in beginsel hogere FTA-tarieven hanteren dan KPN. Dit impliceert niet zonder meer dat de FTA-dienstverlening van Versatel winstgevender is dan die van KPN, omdat Versatel geacht mag worden met hogere kosten van FTA-dienstverlening te worden geconfronteerd dan KPN.
Voorzover de verplichtingen die voortvloeien uit de aanwijzing van KPN op grond van artikel 6.4, eerste lid, Tw (oud) tot gevolg hebben dat haar concurrentiepositie op de retailmarkt van de vaste openbare telefoondienst onder druk komt te staan, is dit een door de communautaire en Nederlandse wetgever wenselijk geacht effect van een dergelijke aanwijzing, waarmee wordt beoogd de concurrentie op deze markt te bevorderen. Met betrekking tot het betoog dat het in het bestreden besluit aangelegde criterium niet past binnen een geliberaliseerde markt overweegt het College dat, gezien de aanwijzing van KPN op grond van artikel 6.4, eerste lid, Tw (oud) inzake - kort gezegd - vaste openbare telefonie en het ingevolge artikel 19.5, eerste en vierde lid, Tw voortduren van deze aanwijzing en de hieruit voortvloeiende verplichtingen, de door de wetgever gewenste mate van liberalisering van meerbedoelde markt in Nederland geacht moet worden nog niet te zijn bereikt.
6.6.6 Wat betreft de door KPN gestelde negatieve gevolgen van het bestreden besluit voor haar eindgebruikers heeft OPTA erop gewezen dat haar besluit is genomen met het oog op het bevorderen van duurzame concurrentie, hetgeen op langere termijn kan leiden tot lagere eindgebruikerstarieven, ook voor de eindgebruikers van KPN. Gelet op dit oogmerk ziet het College geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 1.3, eerste lid, aanhef en onder c, Tw.
6.6.7 Voorzover KPN de rechtmatigheid van de Beleidsregels op andere onderdelen ter discussie heeft gesteld, bijvoorbeeld door aan te voeren dat de Beleidsregels zullen leiden tot een eeuwigdurend verschil in FTA-tarieven en dat het voor langere tijd vastleggen van tarieven niet past in een geliberaliseerde markt, overweegt het College dat het uitsluitend de rechtmatigheid van het bestreden besluit, waaronder de in dat besluit gegeven toepassing aan de Beleidsregels, dient te beoordelen. De doelmatigheid en rechtmatigheid van de Beleidsregels in algemene zin staat niet ter beoordeling en tegen de Beleidsregels kon ingevolge artikel 8:2, aanhef en onder a, Awb ook geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.
6.7 Versatel heeft aangevoerd dat de door haar verlangde FTA-tarieven beneden de kostprijs liggen en dat niet valt in te zien op welke grond OPTA deze tarieven op een nog lager niveau zou mogen vaststellen. Voorzover de Beleidsregels al rechtmatig zijn, had OPTA volgens Versatel, gezien punt 23 van de Beleidsregels of ingevolge artikel 4:84 Awb, moeten besluiten de Beleidsregels niet toe te passen in het onderhavige geschil.
6.7.1 Naar het oordeel van het College valt het in het bestreden besluit door OPTA ingenomen standpunt dat uitsluitend de incrementele kosten van de FTA-dienstverlening door Versatel in aanmerking kunnen worden genomen bij de beantwoording van de vraag of zij de kosten van deze dienstverlening kan goedmaken, niet te rijmen met de in punt 23 van de Beleidsregels genoemde uitzonderingsgrond. De in § 2.2 geciteerde toelichting op de Beleidsregels wijst er duidelijk op dat ook andere dan incrementele kosten onder bepaalde voorwaarden aan de FTA-dienstverlening mogen worden toegerekend.
In het bestreden besluit heeft OPTA weliswaar toegelicht waarom zij Versatel niet volgt in haar in § 6.7 weergegeven standpunt, maar OPTA heeft in dat besluit niet gemotiveerd waarom zij op dit voor de beoordeling van het verzoek van KPN cruciale punt van de Beleidsregels is afgeweken. Het standpunt van Versatel dat haar een beroep toekomt op de in punt 23 van de Beleidsregels genoemde uitzonderingsgrond indien zij haar kosten ondanks efficiënt gedrag niet kan goedmaken en dat bij het beoordelen van de vraag of deze uitzonderingsgrond zich voordoet ook andere dan incrementele kosten van belang zijn, is in overeenstemming met de Beleidsregels. Het door OPTA gedane beroep op de bedoeling van de Beleidsregels, die volgens haar in de toelichting op dit punt onvoldoende tot haar recht komt, vormt naar het oordeel van het College geen rechtvaardiging voor het nemen van een besluit dat in strijd is met de tekst van en de toelichting op de Beleidsregels.
6.8 Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 Awb niet in stand kan blijven. Het College zal de beroepen van KPN en Versatel gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en OPTA opdragen met inachtneming van deze uitspraak, zonodig na aanpassing van de Beleidsregels, opnieuw te beslissen op de aanvraag van 14 mei 2004 van KPN.
Gelet op het vorenstaande komt het College nu niet toe aan de beoordeling van de vraag of Versatel zich terecht op het standpunt stelt dat zij haar FTA-dienstverlening aan KPN onder de kostprijs aanbiedt en dat OPTA haar FTA-tarieven niet mag vaststellen op een nog lager niveau.
6.8.1 Het College zal bepalen dat het door KPN en Versatel betaalde griffierecht van € 273,-- door OPTA aan ieder van hen wordt vergoed.
Het College zal OPTA veroordelen in de proceskosten van KPN en Versatel in de zaak waarin zij als appellante zijn opgetreden. Voor het optreden als derde partij wordt geen vergoeding toegekend. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op € 644,-- voor KPN en voor Versatel. Dit bedrag is opgebouwd uit een punt ter waarde van € 322,-- voor het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting.