ECLI:NL:CBB:2005:AT6477
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- J.L.W. Aerts
- A.J.C. de Moor-van Vugt
- M.J. Kuiper
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van subsidieaanvraag op basis van Kaderwet EZ-subsidies en arbeidsovereenkomsten
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 mei 2005 uitspraak gedaan over een beroep van A B.V. tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken. Het beroep was gericht tegen de handhaving van een eerdere beslissing waarbij de subsidie, verleend op grond van de Subsidieregeling kennisoverdracht ondernemers MKB, was vastgesteld op nihil. De procedure begon op 3 mei 2004, toen A B.V. een beroepschrift indiende tegen een besluit van 16 april 2004, waarin de subsidie was ingetrokken. De Minister had geoordeeld dat A B.V. niet voldeed aan de voorwaarden van de regeling, omdat de kennisdrager, Q, al vóór de indiening van de subsidieaanvraag in dienst was getreden bij A B.V.
Het College heeft vastgesteld dat er administratieve fouten zijn gemaakt in de arbeidsovereenkomsten van Q, die op 21 augustus 2002 zijn ondertekend. De datum van indiensttreding van Q bij A B.V. was 1 september 2002, wat betekent dat de aanvraag om subsidie na deze datum was ingediend. Het College oordeelde dat de Minister terecht had geconcludeerd dat A B.V. geen recht had op subsidie, omdat de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden van de regeling. De administratieve fouten en inconsistenties in de verklaringen van A B.V. over de indiensttreding van Q werden niet als voldoende argumenten gezien om de beslissing van de Minister te herzien.
Het College verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van correcte administratieve procedures en de noodzaak voor aanvragers om aan de voorwaarden van subsidieprogramma's te voldoen.