ECLI:NL:CBB:2005:AT2629
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen tuchtbeslissing van de Raad van Tucht voor Registeraccountants inzake toezicht op besteding entree-investeringssom
In deze zaak gaat het om een beroep dat is ingesteld door A, een franchisenemer van De Automakelaars, tegen een tuchtbeslissing van de Raad van Tucht voor Registeraccountants. De klacht van A betreft het onvoldoende toezicht dat betrokkene, C RA, registeraccountant, zou hebben gehouden op de besteding van de door A betaalde entree-investeringssom. De procedure begon met een klacht die A op 9 mei 2003 indiende bij de Raad van Tucht. De Raad van Tucht heeft op 2 februari 2004 uitspraak gedaan, waarbij de klacht ongegrond werd verklaard. A ging hiertegen in beroep bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.
Tijdens de zitting op 25 januari 2005 werd de zaak behandeld. A was aanwezig, bijgestaan door een collega, terwijl betrokkene werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. J.W. van Rijswijk. Het College heeft de bestreden tuchtbeslissing beoordeeld en geconcludeerd dat de klacht van A niet op juiste gronden was gebaseerd. De kern van de zaak lag in de uitleg van een brief van 27 maart 2000, waarin werd gesteld dat het toezicht door betrokkene alleen gold voor franchisenemers die vóór de publieksopening op 12 mei 2000 waren gestart. A, die na deze datum was gestart, kon hier geen rechten aan ontlenen.
Het College oordeelde dat A niet had kunnen vertrouwen op het toezicht van betrokkene, aangezien de brief duidelijk maakte dat de regeling niet voor hem gold. De klacht werd derhalve ongegrond verklaard en het beroep verworpen. De beslissing van het College is gebaseerd op de Wet op de Registeraccountants, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 maart 2005.