ECLI:NL:CBB:2005:AT1068
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Minister van Landbouw over tarieven identificatie en registratie van runderen
In deze zaak gaat het om een beroep van appellant A, gevestigd te X, tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het geschil betreft de Regeling tarieven I&R 2003, op basis waarvan appellant een bedrag van € 113,04 in rekening is gebracht. Dit bedrag is gebaseerd op artikel 13 van de Landbouwwet en artikel 94 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de Minister op 11 mei 2004. Hierop heeft appellant beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, dat op 21 januari 2005 de zitting heeft gehouden, waarbij partijen niet verschenen.
De beoordeling van het geschil richt zich op de vraag of appellant terecht als melkveehouderij is aangemerkt, aangezien hij stelt dat hij een vleesveehouder is. De Regeling bepaalt dat een houder van runderen jaarlijks een bedrag verschuldigd is, afhankelijk van het soort bedrijf. De Minister heeft gesteld dat op het bedrijf van appellant meer dan 30% van het aantal gehouden runderen van het vrouwelijk geslacht ouder dan 24 maanden is, waardoor het bedrijf onder de definitie van melkveehouderij valt. Appellant betwist deze kwalificatie en stelt dat hij niet als melkveehouder moet worden aangemerkt.
Het College verwijst naar een eerdere uitspraak waarin is vastgesteld dat de wettelijke omschrijving van melkveehouderij zo ruim is dat ook bedrijven die volgens normaal taalgebruik geen melkveehouderij zijn, daaronder vallen. De wetgever heeft dit probleem erkend en de Regeling aangepast, maar de reikwijdte van de definitie is niet veranderd. Het College concludeert dat de Minister het bedrijf van appellant terecht als melkveehouderij heeft aangemerkt, ook al is dit volgens normaal spraakgebruik niet het geval. Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard, en er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.