ECLI:NL:CBB:2005:AT1063
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen financierings- en fondsheffing HPA door Veehouderij A B.V. en anderen
In deze zaak hebben appellanten, Veehouderij A B.V. en anderen, beroep ingesteld tegen een besluit van het Hoofdproductschap Akkerbouw, waarbij hun bezwaar tegen de financierings- en fondsheffingen voor het jaar 2002 ongegrond werd verklaard. De appellanten hebben op 7 april 2004 beroep aangetekend tegen het besluit van 27 februari 2004, dat voortvloeide uit een eerder besluit van 31 januari 2003, waarin de heffingen voor het jaar 2002 werden vastgesteld op € 210,49. De zitting vond plaats op 21 januari 2005, waarbij de appellanten niet aanwezig waren, maar vertegenwoordigd door hun gemachtigde.
De kern van het geschil draait om de vraag of de heffingen, die zijn opgelegd op basis van de oppervlakte van de cultuurgrond, rechtmatig zijn. Appellanten stellen dat zij, vanwege hun deelname aan de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer, wintertarwe telen in plaats van snijmaïs en dat deze wintertarwe niet als akkerbouwgewas moet worden aangemerkt voor de heffing. Ze beargumenteren dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden, omdat andere melkveehouders niet voor vergelijkbare percelen zijn aangeslagen.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat de heffingen zijn opgelegd in overeenstemming met de geldende verordeningen en dat er geen grond is om te oordelen dat deze verordeningen onverbindend zijn. Het College concludeert dat de appellanten niet hebben aangetoond dat zij anders zijn behandeld dan andere melkveehouders in vergelijkbare situaties. De beslissing van het College is dat het beroep ongegrond wordt verklaard, en er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.