6. De beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) juncto artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie kan, hangende de beslissing op bezwaar en indien van de beslissing daarop beroep bij het College openstaat, de voorzieningenrechter van het College een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, zulks vereist.
Met betrekking tot het door KPN gestelde spoedeisend belang overweegt de voorzieningenrechter dat dit in hoofdzaak een financieel karakter draagt. Een zodanig belang vormt volgens vaste jurisprudentie op zichzelf geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Het staat KPN immers vrij schadevergoeding van OPTA te vorderen indien de in geding zijnde last in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Het treffen van een voorlopige voorziening zal echter wel in beeld kunnen komen indien het financiële belang, gelet op bijvoorbeeld het totaal van de handelsactiviteiten en/of de vermogenspositie van KPN, zodanig zwaarwegend is, dat de continuïteit van de onderneming wordt bedreigd. In dat geval is het treffen van een voorziening evenwel nog niet gegeven maar is een verdere toetsing en belangenafweging noodzakelijk.
Dat in het onderhavige geval sprake is van een zwaarwegend financieel belang als evenbedoeld, is niet aannemelijk geworden. Het is niet onwaarschijnlijk dat KPN door het moeten staken van de Iris cadeaubonactie enig financieel nadeel leidt, bijvoorbeeld door de derving van de aan nieuw af te sluiten abonnementen verbonden inkomsten en het niet kunnen terugverdienen van de voor deze actie gemaakte investeringen. Het is evenwel niet komen vast te staan dat dit – door KPN niet nader gespecificeerde – nadeel van zodanige omvang is dat de continuïteit van KPN daardoor in gevaar komt. Hetzelfde geldt voor het door KPN gestelde versneld teruglopen van haar marktaandeel. KPN heeft daarnaast geen cijfers overgelegd waaruit blijkt hoe deze gestelde – maar niet cijfermatig onderbouwde – terugloop zich cijfermatig verhoudt tot de in de periode dat de actie liep gerealiseerde en bij hervatting van de actie te verwachten toeloop van nieuwe abonnees.
KPN heeft nog aangevoerd dat een spoedeisend belang zou zijn gelegen in het, met het oog op in de toekomst te voeren acties, op korte termijn duidelijkheid verkrijgen over de vraag onder welke omstandigheden sprake is van een korting. Naar vaste jurisprudentie levert de wens van een partij om een oordeel over de strekking van een specifieke bepaling te krijgen op zichzelf niet een voldoende spoedeisend belang op. Hierbij kan nog worden aangetekend dat het oordeel van de voorzieningenrechter naar zijn aard een voorlopig karakter heeft, waardoor de door KPN gevoelde onzekerheid over de reikwijdte van artikel 38 Boht ook door een uitspraak in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening niet – volledig – zal kunnen worden weggenomen. De voorzieningenrechter heeft in dit verband voorts betekenis toegekend aan de omstandigheid dat, gelet op de verklaringen ter zitting, een beslissing op het bezwaar van KPN op korte termijn te verwachten valt en dat tegen deze beslissing bij het College beroep kan worden ingesteld. Van de zijde van het College is reeds aangegeven dat een eventueel beroep met de nodige voortvarendheid zal worden behandeld.
Ten slotte bestaat er evenmin grond om in dit concrete geval het ontbreken van een spoedeisend belang in verband met de onmiskenbare onrechtmatigheid van het bestreden besluit te passeren. Het is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zo dat de door OPTA aan het opleggen van de last gegeven onderbouwing thans reeds zonder verder onderzoek als ontoereikend en onhoudbaar zou kunnen worden gekwalificeerd. Het staat dan ook niet zonder meer vast dat een besluit tot handhaving van de bestreden last onder dwangsom, indien eventuele aan het besluit in primo klevende gebreken zijn hersteld, in een bodemprocedure niet in stand zal kunnen blijven.
Het verzoek om een voorlopige voorziening dient dan ook reeds op grond van het ontbreken van een spoedeisend belang te worden afgewezen. Aan een inhoudelijke beoordeling komt de voorzieningenrechter bijgevolg niet toe.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.