ECLI:NL:CBB:2004:AR6917
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Toekenning van premie op grond van de Regeling dierlijke EG-premies
In deze zaak heeft de Vennootschap Onder Firma A en B, appellante, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder, inzake de afwijzing van haar aanvraag voor een premie op grond van de Regeling dierlijke EG-premies. De procedure begon met een brief van appellante op 26 januari 2004, waarin zij bezwaar maakte tegen een besluit van verweerder van 15 januari 2004, dat op zijn beurt weer voortvloeide uit een eerdere afwijzing van 4 juni 2003. De afwijzing was gebaseerd op onvoldoende ruimte in de veebezetting, aangezien appellante geen voederareaal had geregistreerd voor het jaar 2002.
Tijdens de zitting op 15 oktober 2004 was appellante niet aanwezig, maar verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De kern van het geschil draait om de toepassing van de Europese verordeningen die de toekenning van premies reguleren. De relevante verordening, (EG) nr. 1254/1999, stelt dat het aantal dieren waarvoor premies kunnen worden verkregen, wordt begrensd door een veebezettingsgetal. In dit geval was het veebezettingsgetal voor appellante vastgesteld op 15 GVE, maar door de registratie van haar melkquotum was het aantal GVE dat zij kon benutten al volledig verbruikt.
Het College heeft vastgesteld dat appellante niet in aanmerking komt voor de gevraagde stierenpremie, omdat zij haar beschikbare veebezettingsruimte al had overschreden. De argumenten van appellante, dat eerdere aanvragen irrelevant zouden zijn voor de stierenpremie, werden door het College verworpen. Het College concludeerde dat de afwijzing van de premieaanvraag terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Hagen, met mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, op 26 november 2004.