ECLI:NL:CBB:2004:AR6916
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toepassing van de Regeling tarieven I&R 2003 op de melkveehouderij
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 november 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen A, appellant, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder. Het geschil betreft de toepassing van de Regeling tarieven I&R 2003, waarbij verweerder appellant een bedrag van € 110,56 in rekening heeft gebracht op basis van de Regeling. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door verweerder. Appellant heeft vervolgens beroep ingesteld bij het College, dat op 15 oktober 2004 de zitting heeft gehouden, waarbij partijen niet verschenen.
De beoordeling van het geschil richt zich op de vraag of appellant terecht als melkveehouderij is aangemerkt. De Regeling bepaalt dat een houder van runderen jaarlijks een bedrag verschuldigd is, afhankelijk van het soort bedrijf. Verweerder heeft vastgesteld dat op het bedrijf van appellant meer dan 30% van het aantal gehouden runderen van het vrouwelijk geslacht ouder dan 24 maanden is, en heeft appellant daarom als melkveehouderij aangemerkt. Appellant betwist dit, omdat hij enkel zoogkoeien houdt voor fokdoeleinden en geen melkkoeien heeft.
Het College oordeelt dat de wettelijke definitie van melkveehouderij in de Regeling leidend is, ongeacht het normale spraakgebruik. De wetgever heeft inmiddels de definitie aangepast, maar de toepassing blijft ongewijzigd. Het College concludeert dat verweerder terecht het bedrijf van appellant als melkveehouderij heeft aangemerkt, en verklaart het beroep ongegrond. Er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.