3. Het bestreden besluit en de standpunten van partijen
3.1 In haar besluit van 20 juli 2004 heeft OPTA, kort samengevat, het volgende overwogen en beslist.
Niet in geschil is dat T-Mobile aanbiedster is van een openbaar elektronisch communicatienetwerk en dat zij de toegang tot eindgebruikers controleert. Evenmin staat ter discussie dat Yarosa elektronische communicatiediensten aanbiedt. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of het verzoek van Yarosa, voorzover inhoudende dat abonnees van T-Mobile de mogelijkheid wordt geboden SMS-berichten te verzenden die worden verwerkt door een SMS-C van Yarosa, ertoe strekt eind-tot-eind-verbindingen als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Tw tot stand te brengen.
Blijkens de memorie van toelichting op de Tw (TK 2002-2003, 28 851, nr. 3, blz. 102) wordt onder eind-tot-eind-verbindingen verstaan dat eindgebruikers van verschillende netwerken of diensten met elkaar kunnen communiceren en dat eindgebruikers in staat zijn diensten die door andere aanbieders worden aangeboden te bereiken. Het gaat hierbij niet alleen om elektronische communicatiediensten, aldus de memorie van toelichting, maar ook om andere diensten die met behulp van een openbaar elektronisch communicatienetwerk of een openbare elektronische communicatiedienst worden aangeboden, zoals internetdiensten en telefonische informatiediensten. Uit dit gedeelte van de memorie van toelichting blijkt volgens OPTA dat het verzoek van Yarosa ertoe strekt eind-tot-eind-verbindingen tot stand te brengen en derhalve moet worden aangemerkt als een verzoek als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Tw, zodat T-Mobile verplicht is met Yarosa in onderhandeling te treden.
Deze onderhandelingsplicht geldt ook voor de wens van Yarosa dat SMS-verkeer, afkomstig van haar SMS-C, wordt afgeleverd bij abonnees van T-Mobile.
Het standpunt van T-Mobile, inhoudende dat artikel 6.1 Tw een onjuiste implementatie vormt van de Toegangsrichtlijn omdat die richtlijn geen onderhandelingsrecht en -plicht voor dienstaanbieders bevat, acht OPTA onjuist. Met verwijzing naar de wetsgeschiedenis (EK 2003-2004, 28 851, C, blz. 18-20) wijst OPTA er in haar besluit van 20 juli 2004 op dat de wetgever van oordeel was dat het begrip ondernemingen in artikel 4, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Toegangsrichtlijn ook aanbieders van diensten omvat en in het licht van die opvatting duidelijke bepalingen heeft geformuleerd.
Ingevolge artikel 6.2, eerste lid, Tw staat ter beoordeling van OPTA of partijen voldoende hebben onderhandeld over de totstandkoming van een overeenkomst als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Tw. OPTA beantwoordt deze vraag ontkennend. Beide partijen hebben tijdens de eerdere onderhandelingen onverkort aan hun standpunten vastgehouden, zonder rekening te houden met elkaars belangen. OPTA acht dit in strijd met het uitgangspunt van de Tw dat onderhandelingen moeten worden gevoerd met het oog op het realiseren van een interoperabiliteitsovereenkomst. Omdat OPTA er niet van overtuigd is dat (serieuze) nadere onderhandelingen geen resultaat kunnen opleveren, heeft OPTA T-Mobile en Yarosa opgedragen, met inachtneming van een aantal in dit besluit genoemde uitgangspunten en volgens een bepaald tijdschema, opnieuw met elkaar te onderhandelen over het verzoek van Yarosa.
3.2 Bij brief van 17 augustus 2004 heeft T-Mobile, kort samengevat, de volgende beroepsgronden aangevoerd.
OPTA heeft artikel 6.1 Tw in haar besluit van 20 juli 2004 op onjuiste wijze toegepast. De wens van Yarosa dat abonnees van T-Mobile SMS-berichten kunnen verzenden die niet worden verwerkt door de SMS-C van T-Mobile maar door een SMS-C van Yarosa, is op een lijn te stellen met een verzoek van een carrier(pre)selectaanbieder die verkeer wil ophalen op het vaste netwerk. Niet voor discussie vatbaar is dat onder de Tw 1998 alleen aanbieders met aanmerkelijke marktmacht gehouden waren tot het verlenen van medewerking aan een dergelijk verzoek.
Uit niets blijkt dat is beoogd de op grond van de Tw 1998 bestaande verplichtingen met betrekking tot interconnectie uit te breiden. In de preambule van de Toegangsrichtlijn is expliciet overwogen dat geen wijziging van deze verplichtingen is beoogd, maar handhaving van de bestaande verplichtingen. Hetgeen Yarosa wenst, valt daar niet onder: Yarosa wenst toegang als bedoeld in hoofdstuk 6a Tw. OPTA tracht het verzoek van Yarosa ten onrechte onder de noemer interoperabiliteit te brengen.
Hoewel T-Mobile bereid is op commerciële basis een terminating access dienst aan Yarosa aan te bieden, betwist T-Mobile dat op haar te dien aanzien ingevolge artikel 6.1 Tw een onderhandelingsplicht zou rusten. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat de artikelen 4 en 5 van de Toegangsrichtlijn onjuist zijn geïmplementeerd in artikel 6.1 Tw. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Toegangsrichtlijn blijkt volgens T-Mobile dat artikel 4 van deze richtlijn er niet toe strekt een onderhandelingsrecht of -plicht voor dienstenaanbieders in het leven te roepen. Ook artikel 5 van de Toegangsrichtlijn heeft slechts betrekking op netwerkaanbieders en niet mede op dienstenaanbieders.
Nu op T-Mobile geen onderhandelingsplicht rust, had OPTA zich onbevoegd moeten verklaren tot kennisneming van het verzoek van Yarosa. Bovendien is OPTA buiten de aanvraag getreden. Yarosa heeft OPTA niet gevraagd onderhandelingsvoorschriften te geven, maar zij heeft OPTA verzocht T-Mobile op grond van artikel 6.2 Tw te verplichten - wat Yarosa ziet als - eind-tot-eind-verbindingen tot stand te brengen. Ook T-Mobile heeft OPTA niet gevraagd onderhandelingsvoorschriften te geven. Blijkens artikel 6.1, derde lid, Tw kunnen onderhandelingsvoorschriften alleen op aanvraag worden gegeven.
Voorts heeft T-Mobile aangevoerd dat OPTA de op haar rustende consultatieplicht heeft veronachtzaamd en dat het besluit van 20 juli 2004 op verschillende onderdelen niet berust op een deugdelijke motivering.
3.3 Bij brief van 3 september 2004 heeft Yarosa, kort samengevat, de volgende beroepsgronden aangevoerd.
Ten onrechte heeft OPTA Yarosa en T-Mobile opgedragen verder te onderhandelen. Uit alles blijkt dat T-Mobile niet van zins is serieus met Yarosa te onderhandelen. T-Mobile heeft uitdrukkelijk aangegeven niet op vrijwillige basis zaken te zullen doen zolang Yarosa vasthoudt aan haar wens dat uitgaand SMS-verkeer van abonnees van T-Mobile door een SMS-C van Yarosa kan worden verwerkt. In dit licht bezien is de opdracht tot verder onderhandelen onbegrijpelijk en had OPTA in plaats daarvan T-Mobile moeten verplichten de door Yarosa gewenste eind-tot-eind-verbindingen tot stand te brengen.
De overweging van OPTA, inhoudende dat T-Mobile in beginsel haar eigen tarieven voor het afleveren van SMS-verkeer bij haar abonnees mag bepalen en hanteren, miskent dat deze tarieven wel redelijk zullen moeten zijn, waarbij kostenoriëntatie als referentie kan dienen. Tarieven die de gemaakte kosten ver te boven gaan, kunnen in beginsel niet als redelijk worden aangemerkt.
3.4 In haar verweerschrift van 17 september 2004 heeft OPTA, kort samengevat, het volgende naar voren gebracht.
Het verzoek van Yarosa strekt tot het tot stand brengen van eind-tot-eind-verbindingen. Ieder verzonden SMS-bericht wordt in een SMS-C verwerkt tot een tweede bericht, dat vervolgens wordt doorgezonden aan degene voor wie het is bestemd. Technisch gezien is de SMS-C derhalve het eindpunt van de verbinding die begint bij de verzender van het SMS-bericht en het beginpunt van de verbinding die eindigt bij degene voor wie het SMS-bericht is bestemd. Ook uit ETSI-standaarden blijkt duidelijk dat een SMS-C het eindpunt van een verbinding is en niet slechts een willekeurig onderdeel van een netwerk.
Het standpunt van de Nederlandse wetgever dat de verbinding tussen een eindgebruiker en een dienstaanbieder een eind-tot-eind-verbinding is (TK 2002-2003, 28 851, nr. 3., blz. 105), is hiermee in overeenstemming. Bedoeld standpunt ligt ook voor de hand in het licht van de doelstellingen van het nieuwe regelgevend kader. In punt 6 van de preambule van de Toegangsrichtlijn is expliciet ingegaan op de specifieke doelstellingen van de verplichtingen in het kader van interoperabiliteit. Voorkomen moet worden dat netwerkaanbieders hun macht, die eruit bestaat dat zij kunnen bepalen wie of wat hun eindgebruikers kunnen bereiken of door wat of wie deze gebruikers bereikt kunnen worden, op onredelijke wijze aanwenden ten nadele van dienstenaanbieders. Het doel van interoperabiliteit is tweeledig: enerzijds moeten eindgebruikers elkaar kunnen bereiken, anderzijds moeten eindgebruikers de diensten van andere aanbieders kunnen bereiken en voor die diensten een keuze kunnen maken. Dit laatste wordt door T-Mobile miskend. Interoperabiliteit van diensten, de titel van hoofdstuk 6 Tw, houdt tevens in dat eindgebruikers diensten van andere aanbieders moeten kunnen aankiezen. T-Mobile is derhalve ingevolge artikel 6.1, eerste lid, Tw verplicht hierover met Yarosa te onderhandelen. De vrees van T-Mobile voor omzetverlies is irrelevant voor het beantwoorden van de vraag of Yarosa een eind-tot-eind-verbinding tot stand gebracht wenst te zien. Wat onder een zodanige verbinding moet worden verstaan, is een vraag van technische aard. De door T-Mobile gestelde belangen komen pas in beeld bij de afweging of, indien de onderhandelingen definitief zouden mislukken, T-Mobile een verplichting op grond van artikel 6.2 Tw moet worden opgelegd.
De door T-Mobile gemaakte vergelijking met carrier(pre)selectie is onder het nieuwe regelgevend kader niet meer van belang. Een bepaalde vorm van toegang kan zowel onder artikel 6.1 Tw als artikel 6a.6 Tw vallen. Wat hiervan zij, van belang is slechts of het verzoek van Yarosa strekt tot het tot stand brengen van eind-tot-eind-verbindingen, en dat is het geval. Ook in technisch opzicht gaat de vergelijking mank: bij carrier(pre)selectie is sprake van fysieke toegang tot het netwerk van een ander, terwijl Yarosa niet fysiek inplugt in het netwerk van T-Mobile. Er zijn nog meer verschillen aan te wijzen.
Anders dan T-Mobile stelt, omvat het begrip eind-tot-eind-verbinding meer dan verbindingen tussen eindgebruikers. OPTA verwijst in dit verband naar de wetsgeschiedenis (TK 2002-2003, 28 851, nr. 3, blz. 105) en het tweeledige doel van artikel 6.1, eerste lid, Tw.
Artikel 6.1 Tw vormt een juiste implementatie van de artikelen 4 en 5 van de Toegangsrichtlijn. Ingevolge deze richtlijn moeten de nri's aan ondernemingen die de toegang tot eindgebruikers controleren verplichtingen kunnen opleggen om eind-tot-eind-verbindingen te waarborgen. Deze bevoegdheid is niet beperkt tot gevallen waarin een netwerkexploitant om een dergelijke verbinding verzoekt. Uit artikel 4 van de richtlijn blijkt niet dat uitsluitend een netwerkexploitant om onderhandelingen kan verzoeken. Uit punt 6 van de preambule van de Toegangsrichtlijn blijkt duidelijk dat de Europese wetgever ervan uitgaat dat ook ten behoeve van aanbieders van elektronische communicatiediensten onderhandelingen en verplichtingen kunnen worden opgelegd.
OPTA weerspreekt dat het besluit van 20 juli 2004 niet berust op een deugdelijke motivering.
Dat Yarosa OPTA heeft gevraagd T-Mobile te verplichten eind-tot-eind-verbindingen tot stand te brengen, laat onverlet dat uitgangpunt is dat partijen eerst serieus moeten proberen er samen uit te komen. De opdracht (verder) te onderhandelen is in overeenstemming met de strekking van de Tw. OPTA is derhalve niet buiten de aanvraag getreden, terwijl ook de grief van Yarosa, inhoudende dat geen onderhandelingsplicht mocht worden opgelegd, ongegrond is. Van partijen mag worden verlangd serieus te onderhandelen voordat OPTA verplichtingen op grond van artikel 6.2 Tw oplegt.
In het stadium van onderhandelingen is een verplichting tot consultatie nog niet aan de orde.
De grief van Yarosa met betrekking tot tarieven miskent dat OPTA geen tarieven heeft vastgesteld, maar slechts enkele uitgangspunten heeft meegegeven voor de verdere onderhandelingen.
3.5 Bij brief van 27 september 2004 heeft T-Mobile geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep van Yarosa. Yarosa heeft bij brief van 27 september 2004 op haar beurt geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep van T-Mobile en haar standpunt dat verdere onderhandelingen zinloos zijn herhaald.
3.6 Ter zitting van het College hebben partijen hun standpunt nader uiteengezet.