5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het College dient de vraag te beantwoorden of verweerder met betrekking tot de projecten omschreven in rubriek 3 terecht en op juiste gronden heeft geoordeeld dat geen sprake is van speur- en ontwikkelingswerk als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder n, Wva.
Daartoe wordt als volgt overwogen.
5.2 Het College is van oordeel dat verweerder bij de beoordeling van de aanvragen terecht als uitgangspunt heeft genomen dat eerst van technisch wetenschappelijk onderzoek kan worden gesproken, indien de werkzaamheden zijn gericht op de verwerving van technische nieuwe kennis die mogelijk praktische toepassingen in nieuwe fysieke producten of productieprocessen zou kunnen vinden. Naar het College eerder heeft overwogen, is genoemde maatstaf in overeenstemming met hetgeen de wetgever met technisch-wetenschappelijk onderzoek heeft bedoeld (zie onder meer uitspraken van 13 november 2002, AWB 01/191, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN-nummer AO6382 en 13 februari 2004, AWB 02/1860 en AWB 02/1861, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, LJN-nummer AO4310). De grief van appellanten dat verweerder zich bij de beoordeling van de aanvragen niet heeft gehouden aan de bedoeling van de wetgever faalt derhalve.
Verweerder is terecht van oordeel dat bij de beoordeling van aanvragen allereerst bepalend is, of uit hetgeen in de aanvragen is beschreven kan worden afgeleid welke speur- en ontwikkelingswerkzaamheden aanvragers voornemens zijn te gaan verrichten.
In de aanvragen van appellanten is, naar verweerder terecht heeft gesteld, slechts een beschrijving gegeven van de projecten, doch is niet aangegeven dat sprake is van verwerving van technische nieuwe kennis die mogelijk praktische toepassingen in nieuwe fysieke producten of productieprocessen zou kunnen vinden. Appellanten zijn door verweerder meermalen in de gelegenheid gesteld hun aanvragen aan de hand van concrete vragen van verweerder zowel schriftelijk als mondeling toe te lichten. Naar het oordeel van het College zijn appellanten er evenwel niet in geslaagd aan te tonen dat de in hun aanvragen beschreven werkzaamheden speur- en ontwikkelingswerk betreffen.
De stelling van appellanten dat verweerder, kort gezegd, te makkelijk voorbij gaat aan de complexiteit van de materie en heeft miskend dat veel onderzoek noodzakelijk is om tot oplossingen te geraken, dient naar het oordeel van het College te falen. Deze in algemene bewoordingen geformuleerde stelling biedt onvoldoende steun aan de opvatting dat verweerder ten onrechte heeft gemeend dat de werkzaamheden van appellanten met betrekking tot de afgewezen projecten niet als speur- en ontwikkelingswerk kunnen worden beschouwd. Zulks reeds omdat iedere precisering omtrent de betekenis van deze stelling voor de afzonderlijke projecten ontbreekt.
Ook de stelling van appellanten dat verweerder geen oog heeft gehad voor de combinatie dier en techniek, dient naar het oordeel van het College te falen. Immers, deze omstandigheden bepalen niet of werkzaamheden als speur- en ontwikkelingswerk kunnen worden aangemerkt. Zoals hierboven is overwogen is bij de beoordeling of bepaalde werkzaamheden als speur- en ontwikkelingswerk kunnen worden aangemerkt alleen de technische nieuwheid van belang.
De stelling van appellanten dat het op voorhand lastig is aan te geven wat de te bewandelen paden zijn, kan het College niet volgen. Gelet op het systeem van de Wva moet juist bij de aanvraag worden aangegeven welke werkzaamheden speur- en ontwikkelingswerk betreffen.
Tot slot ziet het College geen aanleiding appellanten te volgen in hun standpunt dat aan concurrenten die slechts producten kopiëren wel afdracht van loonbelasting wordt toegekend, reeds omdat deze stelling niet is onderbouwd. Evenmin ziet het College aanleiding een onafhankelijk deskundige aan te wijzen.
5.3 Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat bij projecten geen sprake is van speur- en ontwikkelingswerk als bedoeld in de Wva. De beroepen van appellanten dienen dan ook ongegrond te worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Algemene wet bestuursrecht.