ECLI:NL:CBB:2004:AR1499

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 september 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/303
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar varkensrecht

Op 13 april 2004 ontving het College van Beroep voor het bedrijfsleven een beroepschrift van appellante A B.V. tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 3 maart 2004. Dit besluit verklaarde het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 14 april 2000 niet-ontvankelijk. Het eerdere besluit betrof de vergroting van het varkensrecht van appellante op basis van categorie 4 van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij (Bhv). Appellante was van mening dat de toegepaste korting van elf procent bij de berekening van het varkensrecht onterecht was.

In de procedure diende appellante op 13 mei 2004 haar gronden van beroep in, waarna verweerder op 16 juni 2004 een verweerschrift indiende. Op 13 augustus 2004 verleende verweerder toestemming om het onderzoek ter zitting achterwege te laten, wat ook door appellante werd goedgekeurd. Het College sloot vervolgens het onderzoek.

Het College oordeelde dat de beslissing van verweerder op de melding van appellante een appellabel besluit is, ondanks dat het bezwaar niet gericht was tegen de acceptatie van de melding, maar tegen de berekening van het varkensrecht. Het College concludeerde dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard. Het beroep werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en verweerder werd opgedragen opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellante. Tevens werd bepaald dat het griffierecht van € 273,-- aan appellante wordt vergoed en dat verweerder in de proceskosten van appellante wordt veroordeeld tot een bedrag van € 322,--.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
Nr. AWB 04/303 7 september 2004
16500 Wet herstructurering varkenshouderij
Uitspraak in de zaak van:
A B.V., te X, appellante,
gemachtigde: mr. G.J.M. de Jager, advocaat te Tilburg,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.
1. De procedure
Op 13 april 2004 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van 3 maart 2004 van verweerder. Bij dat besluit is niet-ontvankelijk verklaard het bezwaar van appellante tegen verweerders besluit van 14 april 2000, strekkende tot inwilliging van het verzoek van appellante om vergroting van het varkensrecht met toepassing van categorie 4 van het Besluit hardheidsgevallen herstructurering varkenshouderij (hierna: Bhv).
Bij brief van 13 mei 2004 heeft appellante de gronden van haar beroep ingediend.
Bij brief van 16 juni 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 13 augustus 2004 heeft verweerder het College toestemming verleend, met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Bij brief van 16 augustus 2004 heeft ook appellante deze toestemming verleend. Vervolgens heeft het College het onderzoek gesloten.
2. De beoordeling van het beroep
2.1 In het bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk is, omdat het niet is gericht tegen een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Appellante is het er niet mee eens dat bij de berekening van het varkensrecht een korting van elf procent is toegepast. Het Bhv schrijft toepassing van een dergelijke korting echter dwingend voor in geval van acceptatie van een melding voor categorie 4 Bhv als hier aan de orde. Volgens verweerder vloeit deze korting rechtstreeks voort uit het Bhv, zonder dat daaraan enige besluitvorming door verweerder ten grondslag ligt.
2.2 Het College kan verweerder in dit betoog niet volgen. Een beslissing van verweerder op een melding als bedoeld in artikel 2 Bhv is volgens vaste jurisprudentie van het College een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. Verweerders beslissing van 14 april 2000 behelst een (positieve) reactie op het verzoek van appellante om toepassing van categorie 4 Bhv en is derhalve, overeenkomstig gezien bedoelde jurisprudentie, een appellabel besluit. Aan het besluitkarakter van verweerders reactie op de melding van appellante doet niet af dat het bezwaar van appellante niet is gericht tegen de acceptatie van de melding als zodanig, maar tegen de wijze waarop verweerder, uitgaande van deze acceptatie, het varkensrecht heeft berekend. De berekening van het varkensrecht van appellante is vervat in en onlosmakelijk verbonden met de op rechtsgevolg gerichte reactie van 14 april 2000 van verweerder op de melding van appellante. Het feit dat verweerder bij de berekening van het varkensrecht gebonden is aan de dwingend geformuleerde rekenregels in het Bhv en niet de vrijheid heeft daarvan af te wijken, laat onverlet dat verweerders brief van 14 april 2000 een besluit is. Het College verwijst in dit verband naar zijn uitspraak van 19 juni 2001 (00/581; www.rechtspraak.nl, LJN AB2221).
2.3 Het vorenstaande leidt het College tot de slotsom dat verweerder het bezwaar van appellante ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het College zal derhalve het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellante.
Het College zal bepalen dat het door appellante betaalde griffierecht van € 273,-- aan haar wordt vergoed en zal verweerder voorts veroordelen in de proceskosten van appellante. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op € 322,-- (1 punt voor het beroepschrift, zaak van gemiddeld gewicht). Het College zal de Staat der Nederlanden aanwijzen als de rechtspersoon die deze bedragen aan appellante moet vergoeden.
3. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op, met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellante;
- bepaalt dat het door appellante betaalde griffierecht van € 273,-- (zegge: tweehonderddrieënzeventig euro) aan haar wordt
vergoed;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten aan de zijde van appellante, vastgesteld op € 322,-- (zegge:
driehonderdtweeëntwintig euro);
- wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die genoemde bedragen aan appellante moet vergoeden.
Aldus gewezen door mr. B. Verwayen, mr. M.A. van der Ham en mr. J.L.W. Aerts, in tegenwoordigheid van mr. B. van Velzen, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 september 2004.
w.g. B. Verwayen w.g. B. van Velzen