2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij aanvang van het verkoopseizoen 2001 beschikte appellant over 13.30 premierechten.
- Op 23 februari 2001 heeft appellant een aanvraag op grond van de Regeling ingediend voor het aanhouden van zeven mannelijke runderen. Met deze aanvraag heeft appellant verweerder voorts het formulier “Melding veebezetting 2001” doen toekomen. Op dit formulier heeft appellant opgeven dat hij het aantal beschikbare grootvee-eenheden (hierna: GVE) het eerst wil benutten voor de aangevraagde mannelijke runderen.
- Op 15 mei 2001 heeft verweerder van appellant een formulier 'Aanvraag Oppervlakten/Gebruik gewaspercelen Opgave 2001' (hierna: Aanvraag oppervlakten 2001) ontvangen. Appellant heeft hierbij 13 percelen, met een totale oppervlakte van 20.40 ha., opgegeven voor registratie als voederareaal.
- Op 29 mei 2001 heeft appellant een aanvraag op grond van de Regeling ingediend voor het aanhouden van drie mannelijke runderen.
- Op 22 augustus 2001 heeft appellant een aanvraag op grond van de Regeling ingediend voor het aanhouden van 14 zoogkoeien.
- Bij brief van 6 november 2001 heeft verweerder appellant met betrekking tot diens Aanvraag oppervlakten 2001 bericht dat percelen waarover appellant beschikt op grond van een grondgebruikersverklaring niet als voederareaal kunnen worden opgegeven.
- Op 9 november 2001 heeft appellant een aanvraag op grond van de Regeling ingediend voor het aanhouden van vijf mannelijke runderen.
- Bij brief van 19 november 2001 heeft appellant verweerder medegedeeld dat hij bij het invullen van de Aanvraag oppervlakten 2001 is afgegaan op telefonisch verkregen informatie van Laser en heeft hij verweerder verzocht om de percelen ten aanzien waarvan hij beschikt over een grondgebruikersverklaring alsnog als voederareaal te registreren.
- Bij brief van 11 januari 2002 heeft verweerder appellant bericht dat voor hem ten behoeve van de Regeling een oppervlakte van 4.09 ha als voederareaal is geregistreerd.
- Bij brief van 30 januari 2002 heeft verweerder appellant medegedeeld dat zijn aanvraag met ontvangstdatum 23 februari 2001 is goedgekeurd.
- Bij brief van 7 maart 2002 heeft verweerder appellant medegedeeld dat zijn aanvraag met ontvangstdatum 29 mei 2001 is goedgekeurd.
- Bij brief van 26 april 2002 heeft verweerder appellant medegedeeld dat zijn aanvraag met ontvangstdatum 9 november 2001 is goedgekeurd.
- Bij besluit van 27 mei 2002 heeft verweerder appellant medegedeeld dat aangezien hij geen of minder dan 7.5 ha. voederareaal heeft opgegeven, het aantal GVE waarvoor hij in 2001 maximaal premie kan aanvragen 15 bedraagt, waarbij uit het meldingsformulier veebezetting blijkt dat het aantal GVE dat in 2001 beschikbaar is als eerste ten behoeve van de aangevraagde mannelijke runderen moet worden benut. Voorts heeft verweerder appellant medegedeeld dat hij met zijn aanvragen voor mannelijke runderen in totaal 9.8 GVE heeft benut en op grond van deze aanvragen recht heeft op een bedrag van € 2775,-.
- Bij brief van eveneens 27 mei 2002 heeft verweerder appellant onder meer als volgt bericht: