ECLI:NL:CBB:2004:AQ5930
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Intrekking van vergunning tot taxivervoer en de eis van vakbekwaamheid
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 juli 2004 uitspraak gedaan over de intrekking van de vergunning tot het verrichten van taxivervoer van appellant A. De procedure begon op 26 juni 2003, toen A beroep instelde tegen een besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, dat op 15 mei 2003 was genomen. Dit besluit was een reactie op het bezwaarschrift van A tegen de intrekking van zijn vergunning op 6 december 2002. De intrekking was gebaseerd op het feit dat A niet voldeed aan de eis van vakbekwaamheid, zoals voorgeschreven in de Wet personenvervoer 2000.
De feiten van de zaak tonen aan dat A in het verleden een vergunning had gekregen, maar dat de vakbekwaamheid niet meer werd ingebracht door de aangewezen procuratiehouder B. A had op verschillende momenten de kans gekregen om de benodigde documenten en informatie aan te leveren, maar verzuimde dit te doen. Het College oordeelde dat A voldoende tijd had gekregen om aan de eisen te voldoen en dat de intrekking van de vergunning gerechtvaardigd was.
In de uitspraak werd benadrukt dat de wetgeving omtrent vakbekwaamheid duidelijk is en dat A op de hoogte was van de vereisten. Het College verklaarde het beroep van A gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van A, die vastgesteld werden op € 15,10, en het griffierecht van € 116,00 werd aan A vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de eisen van vakbekwaamheid in de taxivervoersector.