5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het beroep stelt het College in de eerste plaats voor de vraag of verweerder zich op goede grond op het standpunt heeft gesteld dat de partij aardappelen van appellante waarschijnlijk besmet was met bruinrot, in welk oordeel de basis is gelegen voor de aanzegging van maatregelen als voorzien in Bbso en Rbso.
Voor de beantwoording van deze vraag is van belang dat appellante niet heeft bestreden dat het perceel waarop de betreffende partij Nicola aardappelen is geteeld, is gelegen in een gebied dat is opgenomen in bijlage 2 bij de Regeling bruin- en ringrot 2000. Dit verbodsgebied is in 2002 ingesteld naar aanleiding van wateronderzoek in 2001 waaruit naar voren is gekomen dat in het oppervlaktewater in dit gebied de bacterie Pseudomonas tuberosum voorkwam. Appellante heeft in dit verband aan de orde gesteld dat de bacterie in slechts één monster is vastgesteld. Dit kan evenwel niet tot de conclusie leiden dat verweerder ten onrechte tot instelling van het verbodsgebied heeft besloten, aangezien één positieve laboratoriumuitslag reeds de gevolgtrekking rechtvaardigt dat de bacterie in het oppervlaktewater voorkomt. Verweerder heeft bij het besluit tot instelling van het verbodsgebied voorts terecht in aanmerking genomen dat de detectielimiet 100 cellen per milliliter bedraagt, zodat een negatieve uitslag van andere monsters genomen in het betreffende gebied, niet de conclusie rechtvaardigt dat het water niet besmet is. Gelet op het nagestreefde doel van de instelling van een verbodsgebied, te weten voorkoming van verdere verspreiding van besmetting met de bruinrotbacterie, is voorts van belang dat voor beregening een aanzienlijke hoeveelheid oppervlaktewater wordt gebruikt en de grote besmettelijkheid van bruinrot, waardoor de mogelijke aanwezigheid van de bruinrotbacterie onder de detectielimiet een relevant risico vormt. Verweerder heeft gezien het belang van voorkoming van de verbreiding van het organisme op basis van één enkele positieve laboratoriumuitslag in redelijkheid kunnen besluiten tot instelling van een verbodsgebied.
Appellante heeft bestreden dat de teeltplaats is beregend met oppervlaktewater uit het verbodsgebied. Ter zitting is evenwel komen vast te staan dat de sloot waaruit appellante heeft beregend, gelegen is binnen het verbodsgebied. Naar het oordeel van het College heeft verweerder onder deze omstandigheden op goede grond geoordeeld dat de onderhavige partij waarschijnlijk besmet is met bruinrot.
Dat ten aanzien van deze partij van appellante door middel van laboratoriumonderzoek geen besmetting met bruinrot is aangetoond - hetgeen niet meebrengt, anders dan appellante meent, dat, zoals het College reeds overwoog in zijn beslissing van 27 februari 2003 (Awb 02/648, www.rechtspraak.nl LJN: 6880) is komen vast te staan dat deze partij vrij is van besmetting - doet aan het vorenstaande niet af. Evenmin is van belang of het oppervlaktewater in het verbodsgebied dat appellante voor de beregening heeft benut in het verbodsgebied zou zijn binnengelaten uit de buiten dit gebied gelegen M en dat daarom zou moeten worden aangenomen dat de beregening heeft plaatsgevonden met niet besmet water. Verweerder heeft zich bij de afbakening van het verbodsgebied mede laten leiden door de gebruikelijke waterstroming in het betreffende gebied, terwijl appellante zich beroept op de uitzonderlijke situatie in de periode voorafgaand aan de besmetting zodat, nog daargelaten dat de juistheid van de stellingen van appellante dienaangaande niet in rechte is komen vast te staan - zowel appellante als verweerder beroepen zich ter onderbouwing van de juistheid van hun opvatting op mededelingen van het Waterschap Land van Nassau - de bruinrotveroorzakende bacterie zich voordien reeds in het verbodsgebied kan hebben verspreid.
Het betoog van appellante dat het bestreden besluit in strijd is met richtlijn 98/57/EG, omdat deze richtlijn geen maatregelen toestaat indien de vermoede besmetting niet bewaarheid wordt, moet worden verworpen. De veronderstelling die hieraan ten grondslag ligt, te weten dat de negatieve laboratoriumuitslag met betrekking tot de door appellante geteelde partij Nicola meebrengt dat niet langer sprake is van een vermoeden van besmetting, is, zoals uit het voorgaande volgt, feitelijk onjuist.
Het argument dat richtlijn 98/57/EG in het geval van een vermoeden van besmetting geen maatregelen terzake van de verhandeling toestaat, moet worden verworpen. Artikel 10 van deze richtlijn staat ten aanzien van de eigen productie van een lidstaat aanvullende of strengere maatregelen toe zodat de vraag of het bestreden besluit verenigbaar is met artikel 4 van richtlijn om deze reden buiten beschouwing kan blijven. Appellante heeft in dit verband ook niet gesteld dat de door haar geteelde partij Nicola niet kan worden aangemerkt als “eigen productie” als bedoeld in artikel 10 van richtlijn 98/57/EG.
Het College kan appellante niet volgen in haar stelling dat verweerder haar bij het nemen van de maatregelen een schadeloosstelling hadden moeten toekennen. Uit het bepaalde in artikel 4 Pzw vloeit voort dat de wetgever niet heeft gewild dat de vraag of nadelen, veroorzaakt door ingevolge artikel 3 Pzw opgelegde maatregelen, al dan niet geheel voor rekening van de aangeschrevene moeten blijven, betrokken zou worden in de besluitvorming omtrent het opleggen van die maatregelen. Artikel 4 Pzw vormt een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), waaruit een beperking van de bij het opleggen van de maatregelen mee te wegen belangen voortvloeit. Ook maatregelen als hier aan de orde zijn, op grond van het bepaalde in de artikel 3 en 4 Bbso, aan te merken als krachtens artikel 3 van de Pzw gegeven voorschriften, waarop artikel 4 Pzw betrekking heeft. Het College ziet in hetgeen appellante heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat dit in het voorliggende geval anders is.
5.2 Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
5.3 Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb.