ECLI:NL:CBB:2004:AP2129

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/614, 03/621 en 03/659
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake mededingingswet en toestemming voor openbaarmaking van stukken

In deze zaak, die voor het College van Beroep voor het bedrijfsleven werd behandeld, ging het om hoger beroep van drie appellanten tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 11 april 2003. De appellanten, Carglass B.V. en Glasgarage Rotterdam B.V., waren in beroep gegaan tegen een besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit. De zaak betrof de toepassing van de Mededingingswet en de vraag welke stukken openbaar gemaakt konden worden in het kader van de beroepsprocedures.

Tijdens de zitting van de rechtbank verleende appellante onder 2, Glasgarage Rotterdam B.V., toestemming voor de openbaarmaking van bepaalde stukken die betrekking hadden op een 35%-korting. Het College moest beoordelen welke delen van de stukken onder deze toestemming vielen. Het dossier dat door de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit was overgelegd, bevatte verschillende bijlagen die relevant waren voor de beoordeling van de 35%-korting.

Het College concludeerde dat de toestemming die door appellante onder 2 was gegeven, betrekking had op specifieke passages uit het dossier. De uitspraak van het College op 10 juni 2004 bevestigde deze bevindingen en gaf duidelijkheid over de openbaarmaking van de betrokken stukken. De uitspraak is van belang voor de transparantie in mededingingszaken en de rechten van de betrokken partijen in het bestuursrecht.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
No. AWB 03/614, 03/621 en 03/659 10 juni 2004
9500 Mededingingswet
Beschikking ingevolge artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaken van:
1. Carglass B.V.,
gemachtigde: mr. C. Hamburger, advocaat te Laren,
2. Glasgarage Rotterdam B.V.,
gemachtigde: mr. drs. K.J. Defares, advocaat te Amsterdam,
3. de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit,
gemachtigde: mr. A.S.M.L. Prompers, werkzaam bij de Nederlandse mededingingsautoriteit,
elk appellante in hoger beroep tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam van 11 april 2003 in procedures tussen appellanten, alsmede partij die op de voet van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan het geding deelneemt in de beroepsprocedures van de overige twee appellanten.
1. Op 3, 4 en 17 juni 2003 heeft het College hogerberoepschriften ontvangen waarbij appellanten elk voor zich hoger beroep instellen tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam (hierna: de rechtbank).
Bij die uitspraak heeft de rechtbank beslist op beroepen van appellanten onder 1 en 2 tegen een besluit van appellante onder 3.
2. Ter zitting van de rechtbank heeft appellante onder 2 toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, Awb ten aanzien van de stukken die over de 35%-korting gaan. In het kader van het onderhavige geding dient te worden beoordeeld welke (delen van) stukken deze toestemming betreft.
Het College stelt vast dat van het dossier zoals dat door appellante onder 3 is overgelegd, en voorzover het niet betreft stukken waarvoor appellante onder 2 al bij brief van 6 januari 2003 toestemming had gegeven, de volgende passages betrekking hebben op de door appellante onder 1 gehanteerde 35%-korting:
- bijlage bij stuk 78, pagina 1 tot en met pagina 3;
- bijlage bij stuk 156, randnummers 17, 30, 46 en 47;
- bijlage bij stuk 163, pagina 1 tot en met halverwege pagina 4;
- bijlage bij stuk 165, pagina 1 tot en met halverwege pagina 4;
- bijlage bij stuk 168, pagina 1 tot en met halverwege pagina 4;
- bijlage bij stuk 194, pagina 1 tot en met paragraaf 2.1 op pagina 3;
- bijlage bij stuk 199, pagina 1 tot en met paragraaf 2.1 op pagina 3.
3. De beslissing
Het College stelt vast dat de door appellante onder 2 ter zitting van de rechtbank gegeven toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, Awb betrekking heeft op de hierboven onder 2 genoemde stukken.
Aldus gegeven op 10 juni 2004 door mr. C.M. Wolters, in tegenwoordigheid van mr. M.B.L. van der Weele, als griffier.
w.g. C.M. Wolters w.g. M.B.L. van der Weele