ECLI:NL:CBB:2004:AP1501
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- M.J. Kuiper
- J.A. Hagen
- Rechtspraak.nl
Wijziging van taxivergunning en vakbekwaamheidseisen voor vervoerders
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 28 mei 2004 uitspraak gedaan over een beroep van VOF Taxi 404 en 593, te Almere, tegen de Minister van Verkeer en Waterstaat. Het beroep was ingesteld tegen een besluit van 21 mei 2003, waarbij een verzoek tot wijziging van een taxivergunning werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante niet als vervoerder in de zin van de Wet personenvervoer kon worden aangemerkt. De zaak draait om de vraag of de eis van vakbekwaamheid door de vervoerder zelf moet worden vervuld en of een onderneming die deel uitmaakt van een holding kan profiteren van de vakbekwaamheid van een persoon binnen de holding.
De feiten van de zaak zijn als volgt: appellante had sinds 1987 taxivervoer verricht en had in juni 2000 een aanvraag voor een vergunning ingediend. Deze aanvraag werd samengevoegd met die van twee andere vennootschappen. In 2002 werd aan appellante een vergunning verleend, maar in december 2002 werd een verzoek tot wijziging van deze vergunning afgewezen. De Minister stelde dat appellante niet als vervoerder kon worden aangemerkt, omdat de vennoten niet gezamenlijk risico liepen en de winstverdeling niet op een gezamenlijke basis plaatsvond.
Het College oordeelde dat de appellante niet voldeed aan de eisen van de Wet personenvervoer, omdat de vennoten individueel risico liepen en niet gezamenlijk als vervoerder konden worden aangemerkt. De uitspraak benadrukt dat de vakbekwaamheidseisen strikt door de vervoerder zelf moeten worden nageleefd en dat een holdingstructuur niet kan worden gebruikt om aan deze eisen te voldoen. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en het College oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.