ECLI:NL:CBB:2004:AP1325
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen registratie bij het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud
In deze zaak heeft appellant op 5 november 2003 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder, het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud, dat op 30 oktober 2003 was genomen. Dit besluit verklaarde het bezwaar van appellant tegen een eerdere registratie van zijn onderneming op 2 juni 2003 ongegrond. De registratie was ambtshalve uitgevoerd, omdat appellant niet had gereageerd op verzoeken om een vragenlijst in te vullen die nodig was voor de beoordeling van zijn registratieplicht. Tijdens de zitting op 14 april 2004 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kern van het geschil draait om de vraag of de werkzaamheden van appellant onder de werkingssfeer van het Hoofdbedrijfschap vallen, wat bepalend is voor de registratieplicht.
Het College heeft vastgesteld dat verweerder appellant niet voldoende heeft gehoord en dat de omzetgegevens, die relevant zijn voor de registratie, niet zijn ontvangen. Appellant heeft aangevoerd dat zijn werkzaamheden voornamelijk bestaan uit ontruimingen en schoonmaakwerkzaamheden, en dat hij slechts sporadisch schilderwerk verricht. Het College oordeelt dat verweerder niet de nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen door niet te verzoeken om de ontbrekende omzetgegevens en dat het bestreden besluit om deze reden vernietigd moet worden. Verweerder wordt opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van appellant, met inachtneming van de uitspraak van het College.
De beslissing van het College is dat het beroep gegrond wordt verklaard, het besluit van verweerder wordt vernietigd, en verweerder wordt opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift. Tevens dient verweerder het door appellant betaalde griffierecht te vergoeden.