ECLI:NL:CBB:2004:AP1299
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- C.M. Wolters
- W.E. Doolaard
- F.W. du Marchie Sarvaas
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen gedeeltelijke weigering slachtpremie op grond van de Regeling dierlijke EG-premies
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 mei 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A, vertegenwoordigd door mr. ir. J.L. Mieras, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vertegenwoordigd door mr. B.T. Goerdat. Appellant had op 13 augustus 2003 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 23 juli 2003, waarin het bezwaar van appellant tegen een eerder besluit van 1 mei 2003 werd afgewezen. Dit eerdere besluit betrof de gedeeltelijke weigering van slachtpremie op basis van de Regeling dierlijke EG-premies. De kern van het geschil was of appellant recht had op slachtpremie voor tien runderen die geslacht waren in de periode van 23 augustus 2002 tot en met 30 oktober 2002.
Het College heeft vastgesteld dat appellant zijn bedrijf had verplaatst van C naar B en dat hij verweerder op 26 juni 2002 op de hoogte had gesteld van deze verhuizing. Echter, appellant had de wijziging van zijn deelnamemelding niet tijdig en op de juiste wijze doorgegeven, wat leidde tot de weigering van de slachtpremie voor de betrokken dieren. Verweerder stelde dat de slachtpremie alleen kon worden aangevraagd indien vóór de slachtmelding een deelnamemelding was ingediend.
Tijdens de zitting heeft appellant betoogd dat hij niet op de hoogte was van de noodzaak om zijn deelnamemelding aan te passen en dat hij ervan uitging dat alles goed geregeld was, gezien de statusoverzichten die hij had ontvangen. Het College oordeelde dat verweerder niet voldoende had aangetoond dat appellant niet als deelnemer aan de slachtpremieregeling kon worden aangemerkt. Het College vernietigde het besluit van verweerder en verklaarde het beroep gegrond, met een proceskostenveroordeling van € 322,-- en een vergoeding van het griffierecht van € 116,-- aan appellant.