ECLI:NL:CBB:2004:AO9927
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van de Minister van Economische Zaken inzake subsidieaanvraag op grond van de EINP-regeling
Op 14 maart 2003 ontving het College van Beroep voor het bedrijfsleven een beroepschrift van appellante, die in beroep ging tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken van 31 januari 2003. Dit besluit betrof de gedeeltelijke afwijzing van haar aanvraag om subsidie op basis van de Subsidieregeling energievoorzieningen in de non-profit en bijzondere sectoren (EINP-regeling). De aanvraag was ingediend op 15 februari 2002, maar werd pas na de wijziging van de regeling op 10 februari 2002 beoordeeld. De Minister had de aanvraag gedeeltelijk ingewilligd, maar geen subsidie verleend voor de investeringen in frequentieregelaars, omdat deze niet meer op de energielijst stonden na de wijziging van de regeling.
De appellante voerde aan dat haar aanvraag beoordeeld had moeten worden op basis van de oude regeling, omdat deze was ingediend voordat de wijziging was gepubliceerd. Ze stelde dat de wijzigingsregeling in strijd was met het verbod van willekeur en dat de behandeling van haar aanvraag onzorgvuldig was geweest. Tijdens de zitting op 18 maart 2004 werden de standpunten van beide partijen toegelicht. De appellante stelde dat zij schade had geleden door de onzorgvuldige behandeling van haar aanvraag en dat zij had vertrouwd op de mededelingen van de Minister.
Het College oordeelde dat de aanvraag van appellante terecht was beoordeeld op basis van de gewijzigde regeling, omdat deze na de wijziging was ingediend. Het College concludeerde dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om het beroep gegrond te verklaren. De eerdere uitspraak van 12 september 2003, waarin een vergelijkbaar beroep ongegrond was verklaard, werd herhaald en ingelast in deze uitspraak. Het College verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.