ECLI:NL:CBB:2004:AO9586
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Intrekking van taxivergunning en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 mei 2004 uitspraak gedaan over de intrekking van een taxivergunning van appellant A, gevestigd te X, door de Minister van Verkeer en Waterstaat. De intrekking vond plaats bij besluit van 17 april 2003, dat op 23 april 2003 werd verzonden, en zou ingaan op 17 juli 2003. Appellant ontving op 12 augustus 2003 bericht dat de intrekking pas in werking zou treden na de beslissing op zijn bezwaarschrift. Echter, bij besluit van 15 september 2003 verklaarde de verweerder het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk.
Appellant heeft gereageerd op dit besluit met een brief van 6 oktober 2003, die op 14 oktober 2003 bij de verweerder binnenkwam en op 20 oktober 2003 door het College werd ontvangen. Het College nam deze brief als beroepschrift in behandeling. Tijdens de zitting op 14 april 2004 liet appellant weten niet te verschijnen en niet verder te willen gaan met de zaak. Het College oordeelde dat dit niet als een duidelijke intrekking van het beroep kon worden gezien, waardoor zij geen belemmering zag om uitspraak te doen.
De kern van het geschil was of de verweerder appellant terecht niet-ontvankelijk had verklaard wegens termijnoverschrijding. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Appellant stelde dat hij tijdig bezwaar had gemaakt, maar kon dit niet met bewijs staven. Het College concludeerde dat de brief van 26 juli 2003, die door verweerder als bezwaarschrift was aangemerkt, te laat was ingediend. Het College oordeelde dat de intrekking van het bezwaar door de verweerder terecht was en verklaarde het beroep ongegrond, zonder termen voor proceskostenveroordeling.