ECLI:NL:CBB:2004:AO6361
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Intrekking vergunning taxivervoer op basis van vakbekwaamheidseisen
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 februari 2004 uitspraak gedaan over de intrekking van een vergunning voor taxivervoer. Appellant, A, had op 5 juni 2003 beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat, dat op 2 mei 2003 was genomen. Dit besluit hield in dat de vergunning van appellant was ingetrokken omdat hij niet voldeed aan de vakbekwaamheidseisen zoals gesteld in de Wet personenvervoer 2000. De procedure begon met een aanvraag van appellant voor een vergunning op 8 september 2000, waarbij hij aangaf gebruik te willen maken van een overgangsregeling voor vakbekwaamheid. Ondanks dat appellant in 2001 een vergunning had gekregen, werd deze in 2002 ingetrokken omdat hij niet tijdig aan de eisen voldeed.
De kern van het geschil draaide om de vraag of appellant voldoende tijd had gekregen om aan de vakbekwaamheidseisen te voldoen. Appellant stelde dat hij niet de gelegenheid had gehad om de benodigde diploma's te behalen, omdat de beslissing op zijn aanvraag voor een Verklaring historische vakbekwaamheid lang op zich had laten wachten. Het College oordeelde echter dat appellant vanaf de afwijzing van deze verklaring op 26 september 2001 op de hoogte was van het feit dat hij niet aan de eisen voldeed. Het College concludeerde dat appellant tot 20 juni 2003 de tijd had om de benodigde diploma's te behalen, maar dat hij in die periode geen stappen had ondernomen.
Het College oordeelde dat de intrekking van de vergunning rechtmatig was, omdat appellant niet voldeed aan de vereisten voor het verkrijgen van een vergunning. De financiële gevolgen voor appellant, waaronder het risico op faillissement, werden niet als doorslaggevend beschouwd. Het College verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.