ECLI:NL:CBB:2004:AO3818
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- C.M. Wolters
- W.E. Doolaard
- F.W. Marchie du Sarvaas
- Rechtspraak.nl
Registratieplicht voor ondernemingen in de vloerbedekkingsector en de rechtsongelijkheid in registratie
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 januari 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant A en het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud. Appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat zijn bezwaar tegen de registratie van zijn onderneming ongegrond had verklaard. De registratie was gebaseerd op de bedrijfsomschrijving van appellant, die werkzaamheden verrichtte die onder het hoofdbedrijfschap vielen. Appellant stelde dat zijn bedrijf zich richtte op kunststofvloerbedekking (epoxy) en niet op grindvloeren, en dat het onterecht was dat zijn onderneming geregistreerd was terwijl andere bedrijven dat niet waren. Hij voerde aan dat dit leidde tot concurrentievervalsing en rechtsongelijkheid.
Het College heeft vastgesteld dat de registratie van appellant's onderneming terecht was, omdat hij vloeren vervaardigde die onder de omschrijving van het Instellingsbesluit vielen. De uitspraak verwees naar eerdere uitspraken en regelgeving die de registratieplicht voor dergelijke ondernemingen vaststelden. Het College oordeelde dat de werkzaamheden van appellant, waaronder het aanbrengen van troffel- en grindvloeren, onder het terrazzobedrijf vielen, en dat de registratie op basis van de Registratieverordening correct was. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten vergoed.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van registratie voor ondernemingen die werkzaamheden verrichten die onder de relevante bedrijfssectoren vallen, en bevestigt de geldigheid van de regelgeving die deze registratie verplicht stelt. De beslissing van het College biedt duidelijkheid over de reikwijdte van de registratieplicht en de criteria die daarbij in acht moeten worden genomen.