ECLI:NL:CBB:2004:AO2586
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Bestuursdwang en vergunningbewijs in taxivervoer
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 januari 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen Roger Exploitatie Utrecht B.V. en de Minister van Verkeer en Waterstaat. De zaak betreft de toepassing van bestuursdwang door de Minister, die op 25 november 2002 schriftelijk bevestigde dat op 20 november 2002 bestuursdwang was toegepast omdat appellante taxivervoer verrichtte zonder een origineel vergunningbewijs in de taxi aanwezig te hebben. Appellante had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd op 8 april 2003 door de Minister kennelijk ongegrond verklaard. Hierop heeft appellante beroep ingesteld bij het College.
Tijdens de zitting op 9 januari 2004 werd het geschil beoordeeld. De kern van de zaak was of appellante voldeed aan de verplichting om een geldig vergunningbewijs in de taxi aanwezig te hebben, zoals voorgeschreven in de Wet personenvervoer 2000 en het Besluit personenvervoer 2000. Appellante stelde dat er wel een geldig vergunningbewijs aanwezig was, maar dat dit niet in origineel kon worden getoond tijdens de controle. Het College oordeelde dat de wet vereist dat een origineel vergunningbewijs zichtbaar in de taxi aanwezig moet zijn, en dat een kopie niet volstaat. Dit oordeel werd ondersteund door de Nota van Toelichting bij het Besluit, waarin wordt benadrukt dat controle en handhaving van de vergunningenstelsel essentieel zijn.
Het College concludeerde dat appellante in strijd met de wet handelde door taxivervoer te verrichten zonder een geldig origineel vergunningbewijs. Daarom werd het beroep van appellante ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten aan de Minister opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de vergunningseisen in de taxivervoer sector en de rol van bestuursdwang als handhavingsmiddel.