ECLI:NL:CBB:2003:AO4294
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.A. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Toepassing van hardheidsgeval 1 onder de Meststoffenwet in relatie tot pluimveerechten
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 december 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante A, vertegenwoordigd door mr. A.C. Bragt, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vertegenwoordigd door mr. S.C. Vissering-van der Reijt. Het geschil betreft de toepassing van de Meststoffenwet, specifiek de hardheidsregeling voor pluimveerechten. Appellante had een beroepschrift ingediend tegen een besluit van de Minister, waarin deze weigerde appellante in aanmerking te brengen voor de hardheidsregeling, omdat zij geen bouwvergunning had aangevraagd in de relevante periode. De procedure begon op 17 maart 2003, na een besluit van de Minister van 11 februari 2003, dat voortvloeide uit een eerder bezwaar van appellante tegen een beslissing van 9 juli 2002. Tijdens de zitting op 13 november 2003 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.
De kern van het geschil draait om de vraag of appellante recht heeft op de hardheidsregeling, die is bedoeld voor pluimveehouders die voor 6 november 1998 serieuze uitbreidingsplannen hadden en onomkeerbare stappen hebben gezet. De wetgeving vereist dat er naast een milieuvergunning ook een bouwvergunning is aangevraagd om in aanmerking te komen voor deze regeling. Appellante betoogde dat zij wel degelijk serieuze investeringsplannen had en dat de eis van een bouwvergunning in haar geval onbillijke gevolgen had. Het College oordeelde echter dat de wetgever expliciet had gekozen voor strikte criteria en dat de enkele aanvraag van een milieuvergunning niet volstond. Het College concludeerde dat verweerder terecht had geweigerd om appellante in aanmerking te brengen voor de hardheidsregeling, omdat niet aan de wettelijke voorwaarden was voldaan.
De uitspraak benadrukt het belang van de strikte naleving van de wetgeving omtrent pluimveerechten en de voorwaarden voor de hardheidsregeling. Het College verklaarde het beroep van appellante ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is een belangrijke bevestiging van de strikte toepassing van de Meststoffenwet en de voorwaarden die aan de hardheidsregeling zijn verbonden.