ECLI:NL:CBB:2003:AO0999
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluiten inzake pluimveerechten en Meststoffenwet
Op 6 maart 2002 ontving het College van Beroep voor het bedrijfsleven twee beroepschriften van appellanten A, B en C, tegen besluiten van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 december 2001. Deze besluiten betroffen de afwijzing van bezwaren van appellanten tegen mededelingen en beslissingen over hun pluimveerechten in het kader van de Meststoffenwet. De appellanten stelden dat zij in aanmerking kwamen voor een hardheidsgeval op basis van artikel 58k van de Meststoffenwet, omdat zij in de periode van 1 januari 1994 tot 6 november 1998 milieuvergunningen hadden verkregen voor uitbreiding van hun pluimveehouderij.
Tijdens de zitting op 19 augustus 2003 werd het standpunt van de appellanten toegelicht door hun gemachtigde, mr. J.J.J. de Rooy. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. N.G. van Breukelen, stelde dat de aanvragen van appellanten niet voldeden aan de voorwaarden van de Meststoffenwet. De kern van het geschil was of de appellanten recht hadden op extra pluimveerechten, gezien de milieuvergunningen die zij hadden verkregen. De verweerder had eerder aangegeven dat de vergunningen geen toename van het aantal kippen ten opzichte van eerdere vergunningen toonden, waardoor de aanvragen werden afgewezen.
Het College oordeelde dat de appellanten wel degelijk voldeden aan de voorwaarden voor het hardheidsgeval, maar dat dit niet automatisch leidde tot extra pluimveerechten. De uitspraak van het College op 10 oktober 2002 werd in overweging genomen, waarin werd vastgesteld dat de appellanten aan de voorwaarden voldeden. Uiteindelijk werd besloten dat de bestreden besluiten vernietigd werden, maar dat de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand bleven. Tevens werd de verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de appellanten.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.A. Hagen, met mr. M.S. Hoppener als griffier, op 11 november 2003. De zaak benadrukt de complexiteit van de regelgeving rondom pluimveerechten en de toepassing van de Meststoffenwet, evenals de rol van milieuvergunningen in dit proces.