5. De beoordeling van het geschil
5.1 Ingevolge artikel 86 van de Gwd geldt dat aan de eigenaar een tegemoetkoming in de schade uit het Diergezondheidsfonds wordt uitgekeerd, indien producten en voorwerpen krachtens het bepaalde in artikel 22, eerste lid, onderdeel g, van de Gwd onschadelijk worden gemaakt. Deze tegemoetkoming bedraagt in beginsel de waarde van de onschadelijk gemaakte producten en voorwerpen op het moment van de maatregel.
Bedoelde waarde wordt, gelet op het bepaalde in artikel 87 juncto artikel 88, eerste lid, van de Gwd, door een namens verweerder aangewezen beëdigd deskundige vastgesteld, alvorens de desbetreffende producten en voorwerpen onschadelijk worden gemaakt. Deze waarde wordt op grond van het bepaalde in artikel 89 van de Gwd door middel van een vermelding op een formulier "Mededeling als bedoeld in artikel 89 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren" - het taxatieformulier - terstond aan de eigenaar van de producten en voorwerpen medegedeeld.
In het geval verweerder of de eigenaar geen genoegen neemt met de waardevaststelling van de desbetreffende producten en voorwerpen, geldt de in artikel 88, tweede lid, van de Gwd voorziene procedure via de kantonrechter.
5.2 Tussen partijen is niet in geschil en voor het College staat vast dat de vernietiging op 13 en 16 oktober 2001 van de melk van appellante het gevolg was van een maatregel als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel g van de Gwd en dat artikel 86 van de Gwd de grondslag vormt voor de ten aanzien van de vernietigde melk aan appellante toegekende tegemoetkoming in de schade. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of verweerder de op het taxatieformulier vermelde waarde van de vernietigde melk, zoals die volgens de procedure van artikel 87 juncto artikel 88, eerste lid, van de Gwd is vastgesteld, heeft kunnen corrigeren met factoren waarmee de taxateur ten tijde van de taxatie niet bekend kon zijn en die hij derhalve niet kon meenemen in zijn berekening, zoals fabrieksverevening en superheffing. Verweerder meent van wel. Appellante heeft daarentegen betoogd dat de op het taxatieformulier vermelde waarde onverkort moet worden uitgekeerd.
Verweerder heeft zijn standpunt gebaseerd op de overweging dat een correctie als hiervoor bedoeld recht doet aan de strekking van artikel 86 van de Gwd. Hij heeft aangevoerd dat dit er enerzijds toe leidt dat appellante materieel niet slechter af is dan (melk)veehouders die niet door mond- en klauwzeer zijn getroffen en anderzijds dat appellante er evenmin als gevolg van een uitbraak van deze besmettelijke dierziekte financieel op vooruit gaat.
5.3 Het College volgt verweerder niet in zijn betoog en overweegt daartoe het volgende.
Uit het in de artikelen 86 tot en met 89 van de Gwd blijkende wettelijk systeem van tegemoetkoming in de schade volgt dat, indien betrokken partijen niet hebben aangegeven niet akkoord te kunnen gaan met de vastgestelde waarde van de onschadelijk te maken producten en voorwerpen en daarmee hebben afgezien van de in artikel 88, tweede lid, van de Gwd geboden mogelijkheid van het laten uitvoeren van een hertaxatie, van de op het taxatieformulier vermelde waarde van de vernietigde producten en voorwerpen moet worden uitgegaan en dat deze waarde enkel met bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentages kan worden verlaagd.
De in het geval van appellante door verweerder toegepaste verlaging danwel correctie van de op het taxatieformulier vermelde waarde van de vernietigde melk is niet gebaseerd op een in artikel 86, tweede lid, aanhef en onder c, van de Gwd genoemde algemene maatregel van bestuur en behelst geen verlaging met een percentage dat bij zulk een voorschrift is vastgesteld.
In het licht van het hiervoor overwogene, mist naar het oordeel van het College de door verweerder ten aanzien van appellante doorgevoerde verlaging danwel correctie van de op het taxatieformulier vermelde waarde van de vernietigde melk een wettelijke grondslag. De omstandigheid dat op het taxatieformulier een clausule is opgenomen, welke inhoudt dat de op het formulier vermelde waardevaststelling slechts één van de factoren is die van belang zijn voor een toe te kennen tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 86 van de Gwd, kan hieraan niet afdoen, omdat een eventueel door verweerder toe te passen verlaging op een wettelijk voorschrift dient te zijn gebaseerd en daarvan hier geen sprake is. Het bestreden besluit kan derhalve niet in stand blijven wegens strijd met artikel 86, tweede lid, aanhef en onder c, van de Gwd.
5.4 Het beroep is derhalve gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Verweerder zal opnieuw op het bezwaar van appellante dienen te beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
Het College acht termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.