ECLI:NL:CBB:2003:AN8953
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- B. Verwayen
- M.A. Fierstra
- J.L.W. Aerts
- Rechtspraak.nl
Tuchtklacht tegen registeraccountant en beoordeling van tijdsverloop
In deze zaak gaat het om een tuchtklacht die door B is ingediend tegen A, een registeraccountant, bij de Raad van Tucht voor Registeraccountants te Amsterdam. De klacht betreft gedragingen van A die hebben plaatsgevonden in 1992 en 1993, maar pas in 2000 is ingediend. De Raad van Tucht heeft op 15 oktober 2001 een tussenbeslissing genomen en op 26 juni 2002 de klacht ongegrond verklaard. A heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissingen. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) heeft de zaak op 26 augustus 2003 behandeld.
Het College heeft in zijn beoordeling gekeken naar de vraag of het tijdsverloop tussen de verweten gedragingen en het indienen van de klacht aanvaardbaar is. Het College concludeert dat het tijdsverloop van bijna negen jaar in dit geval niet aanvaardbaar is. B had in 1994 al kennis van de relevante documenten en had de klacht eerder kunnen indienen. Het College oordeelt dat het jarenlang wachten met het indienen van de klacht niet gerechtvaardigd is en dat dit het belang van A om niet geconfronteerd te worden met een tuchtklacht na zo lange tijd in het gedrang brengt.
Daarom verklaart het College het beroep van A niet-ontvankelijk en verwerpt het beroep van B. De beslissing van het College is gebaseerd op de Wet op de Registeraccountants, die bepaalt dat een registeraccountant beroep kan instellen tegen een tuchtbeslissing als het bezwaar gegrond is verklaard. In dit geval is dat niet aan de orde, waardoor de klacht van B niet inhoudelijk kan worden beoordeeld.