ECLI:NL:CBB:2003:AN8422
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.C. Cusell
- C.J. Borman
- J.L.W. Aerts
- Rechtspraak.nl
Tuchtprocedure tegen registeraccountant en belastingadviseurs met betrekking tot werkzaamheden voor een cliënt
In deze zaak hebben appellanten A en C een klacht ingediend bij de raad van tucht voor registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten te Amsterdam. De klacht was gericht tegen F, die als vestigingsleider werkzaam was bij P Belastingadviseurs. De raad van tucht heeft op 3 december 2002 de klacht ongegrond verklaard. Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, dat op 23 oktober 2003 uitspraak deed.
De procedure begon met een klacht van appellanten, die op 21 februari 2002 werd ingediend. Na een reactie van F op het beroepschrift en een zitting op 11 september 2003, heeft het College de zaak beoordeeld. Het College concludeerde dat de werkzaamheden voor de cliënt A, die bestonden uit het opstellen van jaarstukken, niet door F of onder zijn verantwoordelijkheid zijn verricht. F heeft verklaard dat hij niet verantwoordelijk was voor vaktechnische aangelegenheden en dat de werkzaamheden door belastingadviseurs zijn uitgevoerd.
Het College heeft vastgesteld dat er een duidelijke scheiding van werkzaamheden was tussen de accountants en de belastingadviseurs. Er is geen accountantsverklaring afgegeven door P Belastingadviseurs ten behoeve van A, en de gedingstukken uit de periode 1996-1999 bevestigen deze scheiding. De appellanten konden niet aantonen dat F tuchtrechtelijk aansprakelijk was voor de werkzaamheden van P Belastingadviseurs.
Uiteindelijk heeft het College het beroep van appellanten verworpen, waarbij het de eerdere beslissing van de raad van tucht heeft bevestigd. De uitspraak is gedaan op basis van de Wet op de Registeraccountants, en het College heeft geoordeeld dat de door appellanten aangevoerde argumenten niet tot een ander oordeel konden leiden.