ECLI:NL:CBB:2003:AN8165
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Weigering van energieverklaring op basis van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964
Op 28 november 2002 ontving het College van Beroep voor het bedrijfsleven een beroepschrift van appellante, V.O.F. A, tegen een besluit van de Minister van Economische Zaken van 22 oktober 2002. Dit besluit betrof de weigering van een verklaring op basis van artikel 11 van de Wet op de Inkomstenbelasting 1964, die inmiddels was ingetrokken. De weigering was gebaseerd op het feit dat de door appellante aangevraagde energieverklaring niet voldeed aan de gestelde eisen in de Wet IB en de bijbehorende uitvoeringsregeling. De zaak werd behandeld op 4 september 2003, waar beide partijen hun standpunten toelichtten.
De kern van het geschil lag in de vraag of de door appellante gemelde warmtepomp voldeed aan de voorwaarden voor een energieverklaring. De wet vereiste dat investeringen in bedrijfsmiddelen die in aanmerking komen voor een energieverklaring, niet meer dan 50% buitenlucht als warmtebron mochten gebruiken. Het College oordeelde dat de warmtepomp van appellante, die meer dan 50% buitenlucht gebruikte, niet voldeed aan deze eis. Appellante voerde aan dat haar investering milieuvriendelijk was en dat het onbillijk was dat haar aanvraag werd afgewezen, vooral gezien de extra investeringen die zij had gedaan.
Het College concludeerde dat de weigering van de energieverklaring terecht was, omdat de warmtepomp niet voldeed aan de wettelijke eisen. De uitspraak benadrukte dat de opsomming in de Energielijst 2000 limitatief is en dat strikte naleving van de voorwaarden noodzakelijk is voor het verkrijgen van een energieverklaring. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten aan de Minister opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Fierstra, met mr. Th.J. van Gessel als griffier, op 16 oktober 2003.