ECLI:NL:CBB:2003:AM7949
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- C.M. Wolters
- Rechtspraak.nl
Intrekking van vergunning voor taxivervoer op basis van de Wet personenvervoer 2000
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 september 2003 uitspraak gedaan over de intrekking van een vergunning voor taxivervoer van appellante A. De procedure begon op 24 april 2003, toen appellante een beroepschrift indiende tegen een besluit van verweerder, de Minister van Verkeer en Waterstaat, dat op 18 maart 2003 was genomen. Dit besluit betrof de intrekking van de vergunning van appellante op grond van de Wet personenvervoer 2000 (Wp2000). De intrekking was het gevolg van het niet voldoen aan de eisen van vakbekwaamheid, aangezien de procuratiehouders C en D hun functie hadden neergelegd zonder dat appellante zelf over de vereiste vakbekwaamheid beschikte.
De wetgeving vereist dat taxivervoer alleen kan worden verricht met een geldige vergunning, die op zijn beurt afhankelijk is van de vakbekwaamheid van de vervoerder. Appellante had eerder een vergunning verkregen, maar na het vertrek van haar procuratiehouders voldeed zij niet meer aan de eisen. Ondanks haar verzoek om ontheffing van de vakbekwaamheidseisen, werd dit afgewezen, omdat de wet geen ruimte biedt voor dispensatie op basis van persoonlijke omstandigheden.
Tijdens de zitting op 22 augustus 2003 heeft appellante haar situatie toegelicht, waarbij zij haar inspanningen voor het behalen van de benodigde diploma's uiteenzette. Het College oordeelde echter dat appellante voldoende tijd had gekregen om aan de eisen te voldoen en dat de intrekking van de vergunning rechtmatig was. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en het College bevestigde dat de eigenaar van een eenmanszaak zelf aan de eisen van vakbekwaamheid moet voldoen. De uitspraak benadrukt de strikte naleving van de wetgeving omtrent taxivervoer en de verantwoordelijkheden van vergunninghouders.