ECLI:NL:CBB:2003:AM7938

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/457
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
  • C.M. Wolters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om ontheffing van de Winkeltijdenwet door het College van Beroep voor het bedrijfsleven

Op 17 april 2003 ontving het College van Beroep voor het bedrijfsleven een beroepschrift van appellant, ingediend op 28 maart 2003 bij de rechtbank te Rotterdam. Dit beroep was gericht tegen een besluit van verweerder, dat op 17 maart 2003 was genomen, waarin het bezwaarschrift van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om ontheffing van de Winkeltijdenwet werd afgewezen. De procedure vond plaats in de zesde enkelvoudige kamer van het College, met een zitting op 22 augustus 2003, waar appellant werd bijgestaan door zijn gemachtigde J. Borgstijn en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. S. Penning.

De Winkeltijdenwet verbiedt onder andere de opening van winkels op zondag en op werkdagen voor 6 uur en na 22 uur. Appellant, die een winkel exploiteert onder de naam 'C', verzocht om ontheffing van deze bepalingen, zodat hij zijn winkel dagelijks van 15.00 tot 1.00 uur kon openen. Verweerder wees dit verzoek af, onder verwijzing naar adviezen van buurtagenten die wezen op de bestaande overlast in de omgeving. De Commissie van de deelgemeente Feijenoord, die het bezwaarschrift van appellant behandelde, concludeerde dat de afwijzing van het verzoek terecht was, gezien de reeds bestaande overlast in de buurt.

Het College oordeelde dat de Winkeltijdenwet en de bijbehorende verordening geen ruimte bieden voor het verlenen van een ontheffing voor de gevraagde openingstijden. Het College stelde vast dat de afwijzing van het verzoek om ontheffing op goede gronden was gebaseerd, met name om de woon- en leefsituatie in de omgeving te beschermen. De beslissing van verweerder om het verzoek af te wijzen werd als rechtmatig beschouwd, en het beroep van appellant werd ongegrond verklaard. Het College achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(zesde enkelvoudige kamer)
No. AWB 03/457 12 september 2003
12500 Winkeltijdenwet
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
gemachtigde: J. Borgstijn, werkzaam bij Belastingadviesbureau JB te Rotterdam,
tegen
het Dagelijks Bestuur van de deelgemeente Feijenoord, verweerder,
gemachtigde: mr. S. Penning, werkzaam bij de deelgemeente.
1. De procedure
Op 17 april 2003 heeft het College een door appellant op 28 maart 2003 bij de rechtbank te Rotterdam ingediend beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 17 maart 2003.
Bij dat besluit heeft verweerder beslist op het bezwaarschrift van appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om ontheffing van bepalingen van de Winkeltijdenwet.
Verweerder heeft op 26 mei 2003 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 augustus 2003. Bij die gelegenheid is appellant verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en heeft verweerder zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Aan de zijde van verweerder zijn voorts verschenen A. van Ewijk, buurtagent in de wijk Bloemhof-Noord, en G. Meijer, coördinator veiligheid van de deelgemeente.
2. De grondslag van het geschil
2.1 De Winkeltijdenwet luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"Artikel 2
1. Het is verboden een winkel voor het publiek geopend te hebben:
a. op zondag;
(…)
c. op werkdagen voor 6 uur en na 22 uur.
(…)
Artikel 7
1. De gemeenteraad kan bij verordening vrijstelling verlenen van de in artikel 2 vervatte verboden, voor zover deze betrekking hebben op werkdagen.
2. De gemeenteraad kan bij verordening aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid verlenen om, met inachtneming van de in die verordening te stellen regels, vrijstelling en op een daartoe strekkende aanvraag ontheffing van de in het eerste lid bedoelde verboden te verlenen.
(…)"
De Verordening Winkeltijden Rotterdam 2000, vastgesteld door de raad van de gemeente Rotterdam bij besluit van 2 november 2000 (hierna: Winkeltijdenverordening) luidt voor zover hier van belang als volgt:
"Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
(…)
d. het bestuursorgaan: het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 9 Openstelling van avondwinkels 's-avonds, op zon- en feestdagen,
4 mei en 24 december
1. Het bestuursorgaan kan op aanvraag ontheffing verlenen van:
a. de in artikel 2, 1e lid, onder a. en b. van de wet vervatte verboden ten behoeve van winkels, die gesloten zijn op de in de wet bedoelde zon- en feestdagen tussen 0.00 uur en 16.00 uur en
b. de in artikel 2, 1e lid onder c. van de wet vervatte verboden van winkelopening op werkdagen van het wettelijk sluitingsuur van 22.00 uur tot 24.00 uur;
(…)
4. De ontheffing kan worden gweigerd indien de woon- en leefsituatie of de
openbare orde in de omgeving an de avondwinkel op ontoelaatbare wijze
nadelig wordt beïnvloed door de openstelling van de avondwinkel."
Ingevolge artikel 30 van de Verordening op de deelgemeenten, vastgesteld door de raad van de gemeente Rotterdam bij besluit van 21 december 1995, zoals nadien gewijzigd, worden de bevoegdheden van burgemeester en wethouders op grond van de Winkeltijdenwet uitgeoefend door verweerder.
De Verordening Winkeltijden Rotterdam-Feijenoord 2001, vastgesteld door de raad van de deelgemeente Feijenoord op 20 december 2001 luidt, voor zover van belang:
"Artikel 1 De Verordening Winkeltijden Rotterdam 2000 overeenkomstig van toepassing te verklaren, zulks met uitzondering van artikel 14 en waarbij in artikel 1 sub d voor het college van burgemeester en wethouders het dagelijks bestuur van de deelgemeenteraad van Feijenoord moet worden gelezen en voorts artikel 6 te wijzigen in die zin dat deze verordening van toepassing is op het grondgebied van de deelgemeente Feijenoord."
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellant exploiteert onder de naam "C" een winkel op het adres X.
- Bij brief van 20 augustus 2002 heeft appellant zich tot verweerder gewend met het verzoek hem ontheffing te verlenen van de Verordening Winkeltijden Rotterdam-Feijenoord 2001, zodat hij zijn winkel dagelijks geopend mag hebben van 15.00 tot 1.00 uur.
- Bij brief van 22 oktober 2002 hebben de buurtagenten Bloemhof-Noord van het Bureau Sandelingenplein van de Politie Rotterdam-Rijnmond omtrent de aanvraag als volgt geadviseerd:
"1e : De locatie van genoemd pand is zodanig nabij een overlastgevend plein gevestigd dat het vermoeden bestaat dat door zijn gewijzigde openingstijden de overlast alleen maar toe zou kunnen nemen. Het nabijgelegen plein is al voorzien van een belwinkel en een snackbar die eveneens tot de late uurtjes zijn geopend. De aanwezigheid van deze instellingen zorgen voor een aantrekkingskracht vanuit de omgeving waardoor het op sommige dagen behoorlijk druk is met personen nabij deze locaties en wordt aangezien als verzamelplaats voor diverse culturen en de daaruit voortvloeiende vormen van overlast zowel op straat, in de portieken en het parkeergedrag in de nabije omgeving.
2e : Op de Dordtselaan is al een avondwinkel gevestigd en is het niet nodig een tweede soortgelijke instelling in de nabijheid hiervan te creëren.
Gezien het bovenstaande verzoek ik u deze aanvraag niet te honoreren."
- Bij besluit van 3 december 2002 heeft verweerder onder verwijzing naar de brief van 22 oktober 2003 het verzoek afgewezen.
- Hiertegen heeft appellant een bezwaarschrift ingediend.
- Op 28 januari 2003 is appellant terzake van zijn bezwaarschrift gehoord door de bezwaarschriftencommissie van de deelgemeente Feijenoord (hierna: Commissie).
- De Commissie heeft eveneens op 28 januari 2003 een pre-advies uitgebracht.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder overneming van het pre-advies, het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Het pre-advies luidt, voor zover van belang, als volgt:
"De commissie is van mening dat appellant niet in zijn belangen is geschaad door de wat langere termijn die is gebruikt voor de totstandkoming van het bestreden besluit. Appellant is tijdens de procedure voortdurend op de hoogte gehouden. Hij had bezwaar kunnen maken tegen het niet tijdig beslissen. Dit heeft hij niet gedaan.
Appellant erkent dat sommige klanten voor overlast kunnen zorgen, maar vindt dat hij niet verantwoordelijk is voor het soort klanten dat hij aantrekt. Producten zijn in een avondwinkel duurder dan in een reguliere supermarkt. Een avondwinkel trekt over het algemeen daarom mensen aan met een hoger besteedbaar inkomen. Deze zullen waarschijnlijk minder overlast veroorzaken, aldus appellant.
Het dagelijks bestuur stelt dat er in de omgeving waar appellant een avondwinkel wil vestigen sprake is van een grote aantrekkingkracht op groepen allochtone jongeren. Op dit moment is er al sprake van overlast die wordt veroorzaakt door een belwinkel en een snackbar die in de buurt zijn gevestigd. Vooral in de avonduren is sprake van overlast.
De commissie is met het dagelijks bestuur van mening dat de ervaring leert dat avondwinkels voor een stijging van overlast kunnen zorgen. Gezien het feit dat het betreffende gebied al veel overlast kent, is het niet verstandig daar nog een avondwinkel te vestigen. De woon- en leefsituatie zou daardoor zeer nadelig worden beïnvloed. De commissie acht dit niet toelaatbaar.
Appellant stelt dat de avondwinkel die al is gevestigd in deze buurt wordt geëxploiteerd door een eigenaar van Turkse afkomst. Deze avondwinkel trekt daarom volgens hem vooral klanten van Turkse afkomst.
Het dagelijks bestuur is van mening dat de avondwinkel die al in de buurt is gevestigd een ruim assortiment aan producten biedt. De klantenkring wordt gevormd door een doorsnee van de buurbewoners. Een tweede avondwinkel is daarom niet noodzakelijk in deze buurt.
De commissie meent dat de avondwinkel zeker niet alleen klanten van Turkse afkomst aantrekt. De avondwinkel heeft klanten uit alle lagen van de bevolking en de afkomst is zeer divers.
Alles overziende is de commissie van mening dat de gevraagde ontheffing van de winkeltijden op goede gronden is afgewezen."
In zijn verweerschrift heeft verweerder er nog op gewezen dat het betrokken gebied in verband met de bestaande overlast op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening is aangewezen als gebied waarin verboden met betrekking tot hinderlijk drankgebruik, messen en andere steekwapens en verzameling van personen in verband met drugs van toepassing zijn.
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep aangevoerd dat er bij het afwijzende besluit niet of onvoldoende rekening is gehouden met de ter hoorzitting gegeven toelichtingen en dus ook niet met de belangen van appellant.
Ter zitting heeft hij hieraan toegevoegd dat de winkel van appellant bij avondopenstelling geen extra ongewenste elementen zal aantrekken. De ter plaatse aanwezige snackbar en belwinkel zijn reeds de oorzaak van overlast ter plaatse. De winkel voorziet in een duidelijke behoefte, vooral nu in de buurt duurdere woningbouw is voorzien. De toekomstige bewoners vormen een publiek dat, anders dan de gevreesde ongewenste bezoekers, beschikt over voldoende koopkracht om de dure produkten uit de avondwinkel aan te schaffen.
5. De beoordeling van het geschil
Het College stelt in de eerste plaats vast dat de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening in elk geval geen ruimte bieden voor het verlenen van een ontheffing voor openingstijden dagelijks en op zondagen van 15.00 tot 1.00 uur. In zoverre is de aanvraag reeds om die reden terecht afgewezen.
Voor zover de bestreden beslissing tevens inhoudt de afwijzing van een verzoek om ontheffing ter verruiming van de openingstijden binnen de mogelijkheden van de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening, dus op werkdagen tot 24.00 uur en op zondagen van 16.00 tot 24.00 uur, overweegt het College als volgt.
Gelet op het politierapport, dat door appellant niet in essentie is bestreden, en hetgeen overigens in het verweerschrift en ter zitting van de zijde van verweerder is verklaard omtrent de thans bestaande overlast in de omgeving van de Putsebocht, heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat de woon- en leefsituatie ter plaatse door de vestiging van een (tweede) avondwinkel nadelig zou worden beïnvloed. In het bijzonder heeft verweerder terecht betekenis toegekend aan de omstandigheid dat, indien het verzoek zou worden ingewilligd, de mogelijkheid ontstaat dat ook na 22.00 uur in appellants winkel alcoholhoudende dranken worden aangeschaft en op straat gebruikt.
Naar het oordeel van het College kan voorts niet worden staande gehouden dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen ten onrechte doorslaggevende betekenis heeft toegekend aan het belang dat voor hem gelegen is in het voorkomen van een verdere achteruitgang van het woon- en leefklimaat in de omgeving. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen besluiten tot afwijzing van het verzoek.
Uit het vorenstaande volgt dat verweerder de gevraagde ontheffing terecht heeft geweigerd.
Aangezien het bestreden besluit niet onrechtmatig is, dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.M. Wolters, in tegenwoordigheid van mr. R.P.H. Rozenbrand, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 12 september 2003.
w.g. C.M. Wolters w.g. R.P.H. Rozenbrand