ECLI:NL:CBB:2003:AI1119
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- B. Verwayen
- M.A. van der Ham
- J.A. Hagen
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake pluimveerechten en hardheidsgevallen onder de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 juli 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellant, vertegenwoordigd door drs. R.A.M. van Woerden, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vertegenwoordigd door mr. N.G. van Breukelen. Het geschil betreft de afwijzing van een verzoek van appellant om in aanmerking te komen voor hardheidsgeval 1 onder de Meststoffenwet, specifiek met betrekking tot pluimveerechten. Appellant had op 21 november 2002 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 11 oktober 2001, waarin het bezwaar van appellant tegen een eerdere afwijzing werd ongegrond verklaard. De zaak draait om de vraag of appellant recht heeft op pluimveerechten, gezien de regelgeving die van toepassing is op de pluimveesector en de voorwaarden die gesteld zijn in de Meststoffenwet.
De procedure begon met de ontvangst van het beroepschrift door het College, waarna verweerder op 7 januari 2003 een verweerschrift indiende. De zitting vond plaats op 5 juni 2003, waar beide partijen hun standpunten toelichtten. Het College heeft vastgesteld dat verweerder in zijn besluit van 21 augustus 2001 ten onrechte had geoordeeld dat appellant niet in aanmerking kwam voor hardheidsgeval 1. Dit hardheidsgeval is bedoeld voor bedrijven die vóór 6 november 1998 investeringsverplichtingen zijn aangegaan met betrekking tot de uitbreiding van de pluimveehouderij.
Het College concludeert dat appellant op het moment van zijn melding niet beschikte over een milieuvergunning die in de relevante periode was verleend, omdat de eerder verleende vergunning inmiddels was vernietigd. Desondanks oordeelt het College dat verweerder appellant voorwaardelijke pluimveerechten had moeten toekennen, aangezien de aanvraag voor een milieuvergunning van 7 mei 2001 praktisch gezien een vervangende aanvraag was voor de eerder vernietigde vergunning. Het College vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om opnieuw op de bezwaren van appellant te beslissen, met inachtneming van de uitspraak.