ECLI:NL:CBB:2003:AI0378
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- C.M. Wolters
- W.E. Doolaard
- F.W. du Marchie Sarvaas
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvragen dierlijke EG-premies
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 juli 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante, een maatschap, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellante had op 8 april 2002 een beroepschrift ingediend tegen een besluit van verweerder van 1 maart 2002, waarin het bezwaar van appellante tegen drie besluiten van verweerder werd afgewezen. Deze besluiten betroffen aanvragen voor dierlijke EG-premies, die waren ingediend op basis van de Regeling dierlijke EG-premies. De besluiten waren genomen op 10 mei 2001, 23 mei 2001 en 15 juni 2001, en betroffen aanvragen voor respectievelijk mannelijke runderen, zoogkoeien en een extensiveringsbedrag.
De kern van het geschil was of appellante recht had op de gevraagde premies, gezien het feit dat verweerder had vastgesteld dat appellante geen voederareaal had dat voldeed aan de eisen van de regelgeving. Het College oordeelde dat het voederareaal van appellante niet beschikbaar was vanaf de vereiste datum van 31 maart 2000, omdat het pachtcontract met Staatsbosbeheer pas inging op 1 april 2000. Hierdoor voldeed appellante niet aan de dwingendrechtelijke eisen van de Europese regelgeving, die vereiste dat het voederareaal gedurende een aaneengesloten periode van zeven maanden beschikbaar moest zijn.
Appellante voerde aan dat de datum in het pachtcontract willekeurig was en dat er geen bezwaar was tegen een eerdere ingangsdatum. Het College kon deze argumenten echter niet volgen, aangezien de regelgeving duidelijk was en geen ruimte bood voor afwijkingen. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat er geen bewijs was dat andere aanvragen onder vergelijkbare omstandigheden anders waren behandeld. Het College concludeerde dat de sanctie die aan appellante was opgelegd, gezien de omstandigheden, niet onevenredig was. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten aan verweerder opgelegd.