ECLI:NL:CBB:2003:AH9677
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten door de burgemeester van Den Haag
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 juni 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die een aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten had aangevraagd. De burgemeester van Den Haag had deze aanvraag op 6 februari 2003 afgewezen, omdat de inrichting van verzoeker, Petit Restaurant Asta, als een laagdrempelige inrichting werd aangemerkt. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg om een voorlopige voorziening, zodat hij de kansspelautomaten kon plaatsen totdat er een definitieve beslissing in de hoofdzaak was genomen.
De voorzieningenrechter overwoog dat het financiële belang van verzoeker, dat hij stelde te hebben door het gemis van de kansspelautomaten, op zichzelf geen reden was om een voorlopige voorziening te treffen. Er moest worden aangetoond dat het financiële belang zo zwaarwegend was dat de continuïteit van de onderneming in gevaar kwam. Verzoeker had echter niet voldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat het verlies aan inkomsten significant was. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet had aangetoond dat er sprake was van een zwaarwegend financieel belang dat een voorlopige voorziening rechtvaardigde.
Daarnaast werd opgemerkt dat de burgemeester de bevoegdheid had om de motivering van zijn besluit aan te passen en dat een eventueel gebrek in de motivering van het bestreden besluit niet automatisch leidde tot het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter vond geen aanleiding om te twijfelen aan de houdbaarheid van de afwijzing van de aanvraag in de bodemprocedure. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.