ECLI:NL:CBB:2003:AH9431
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Intrekking vergunning taxivervoer en verzoek om voorlopige voorziening
Op 6 mei 2003 ontving het College van Beroep voor het bedrijfsleven een beroepschrift van verzoeker tegen een besluit van verweerder van 8 april 2003, waarbij het bezwaar van verzoeker tegen de intrekking van zijn taxivergunning ongegrond werd verklaard. De vergunning was eerder verleend op 23 oktober 2000, maar op 11 maart 2002 besloot verweerder deze in te trekken omdat verzoeker niet voldeed aan de eisen van vakbekwaamheid zoals vastgelegd in de Wet personenvervoer 2000. Verzoeker had op 3 mei 2000 een aanvraag ingediend voor de vergunning, maar voldeed niet aan de vereisten die op 1 juli 2001 ingingen. Ondanks dat verzoeker in de periode daarna uitstel had gekregen, had hij geen van de benodigde examens afgelegd.
Tijdens de procedure diende verzoeker een verzoek in voor een voorlopige voorziening, met de stelling dat hij inmiddels vakbekwaamheid had ingeschakeld door een derde, C, die in juli 2002 bij zijn onderneming in dienst trad. Verweerder betwistte echter dat deze inbreng van vakbekwaamheid relevant was voor de beslissing op het bezwaar, omdat op het moment van intrekking van de vergunning, verzoeker zelf niet voldeed aan de eisen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de intrekking van de vergunning terecht was, omdat verzoeker op het moment van de beslissing niet voldeed aan de vakbekwaamheidseisen en er geen uitzicht was dat hij dit op korte termijn zou kunnen doen.
De voorzieningenrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan op 18 augustus 2003 door mr. C.J. Borman, met mr. M.S. Hoppener als griffier.