3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, voor zover hier van belang, het volgende overwogen en beslist.
" Op mijn verzoek om een kopie van de opdrachtbevestiging ontving ik van u op 14 mei 2001 een kopie van de opdrachtbevestiging van C. Hierin wordt uw opdracht bevestigd voor de levering en montage van de materialen ten behoeve van de bedrijfshal, waaronder de sandwichpanelen, zoals omschreven in de offerte van 3 maart 2000 en de besproken aanvullingen. Het stuk, met ordernummer 19344, is gedateerd 14 april 2000. U stelt dat u eerst met uw ondertekening van de opdrachtbevestiging op 12 september 2000 opdracht heeft verstrekt aan de C. Ik deel deze mening niet. Immers, uit het feit dat met de opdrachtbevestiging uw opdracht wordt bevestigd, concludeer ik dat u de opdracht op of zelfs voor 14 april 2000 aan de C heeft verstrekt.
(…)
Dit betekent dat in casu de overeenkomst is ontstaan tussen u en de C op het moment dat de C, opdrachtnemer, de overeenkomst uitdrukkelijk heeft aanvaard, middels de opdrachtbevestiging van 14 april 2000. Het feit dat in de opdrachtbevestiging verzocht wordt de bijgevoegde kopie voor akkoord getekend te retourneren, laat onverlet dat de opdracht reeds verstrekt was. Het tekenen en retourneren van de opdrachtbevestiging dient enkel als bekrachtiging van een eerder verstrekte opdracht, doch was op dat moment geen voorwaarde meer voor het ontstaan van de wederzijdse verplichtingen. Immers deze verplichtingen waren reeds ontstaan op het moment dat de C de overeenkomst bevestigde, zijnde op 14 april 2000. Ten aanzien van de opmerking in de opdrachtbevestiging dat de C er vanuit gaat dat u met de inhoud van de opdrachtbevestiging akkoord gaat, indien zij binnen acht dagen geen getekende opdracht retour heeft ontvangen, heeft u tijdens de hoorzitting op 18 september 2001 verklaard dat u vlak na de ontvangst van de opdrachtbevestiging contact heeft opgenomen met de C om aan te geven dat u nog geen toestemming had van de gemeente en de bank, zodat u de opdrachtbevestiging nog niet voor akkoord kon tekenen. U heeft echter tijdens de hoorzitting eveneens aangegeven dat de C de bevestiging van 14 april 2000 niet heeft ingetrokken. Daarom ben ik van oordeel dat nu de opdrachtbevestiging van 14 april 2000 in stand is gebleven, u de verplichtingen ter zake van de investering in de sandwichpanelen zoals genoemd in die opdrachtbevestiging, op 14 april 2000 bent aangegaan.
Op grond van het voorgaande had ter zake van de kosten voor de sandwichpanelen zoals genoemd in de opdrachtbevestiging van 14 april 2000, de melding uiterlijk op 14 juli 2000 moeten zijn ontvangen. Nu de melding op 21 november 2000 door Bureau IRWA is ontvangen, kan geen verklaring worden afgegeven voor die kosten.
(…)"
In aanvulling op het bovenstaande heeft verweerder in zijn verweerschrift het volgende aangevoerd.
Hangende de beroepsprocedure heeft verweerder het bestreden besluit heroverwogen, nader onderzoek verricht naar de onderliggende feiten en omstandigheden en appellant in de gelegenheid gesteld zijn stelling nader te onderbouwen dat hij terzake van de onderhavige isolatie eerst op 12 september 2000 verplichtingen heeft aangegaan door ondertekening van de op 14 april 2000 gedateerde opdrachtbevestiging.
Uit de vervolgens door appellant en de door de leverancier van de isolatie verstrekte gegevens, is weliswaar gebleken dat op 14 april 2000 de financiering en de bouwvergunning nog niet rond waren, doch is niet gebleken dat op 14 april 2000 door appellant geen opdracht aan de leverancier terzake van de isolatie is verstrekt. Gelet hierop bestaat geen aanleiding het bestreden besluit in de door appellant gewenste zin te herzien.
In aanvulling op het bovenstaande heeft verweerder ter zitting aangevoerd dat gebleken is dat sprake is van een mondelinge overeenkomst op 14 april 2000, onder voorbehoud van het verkrijgen van de verzochte financiering en bouwvergunning, maar dat desalniettemin er van moet worden uitgegaan dat die verplichting is aangegaan op 14 april 2000.
Door verweerder wordt strikt de hand gehouden aan strikte toepassing van de Uitvoeringsregeling opdat iedere aanvrager gelijk behandeld wordt.