ECLI:NL:CBB:2003:AH8772
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- M.J. Kuiper
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Intrekking van S&O-verklaringen en de administratieverplichting van appellanten
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 juni 2003 uitspraak gedaan over de intrekking van S&O-verklaringen van appellanten A en C. De intrekking was gebaseerd op besluiten van de Minister van Economische Zaken van 5 juni 2001, waarin werd geoordeeld dat de administratie van appellanten niet voldeed aan de eisen van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (Wva). Appellanten hadden op 17 juli 2001 beroep ingesteld tegen deze besluiten, na eerder bezwaar te hebben gemaakt tegen de intrekking van hun S&O-verklaringen. De kern van het geschil was of de administratie van appellanten voldoende inzicht bood in de aard en inhoud van het verrichte speur- en ontwikkelingswerk.
Tijdens de zitting op 15 november 2002 werd duidelijk dat de projectadministratie van appellanten summier was en niet voldeed aan de eisen die aan een S&O-verklaring zijn verbonden. De administratie bestond uit enkele folders en rapporten, maar bood geen inzicht in de technische inbreng van appellanten bij het project "RO 99.201 Computer to Plate". De controle door de verweerder op 12 september 2000 had geen bewijs opgeleverd dat appellanten daadwerkelijk speur- en ontwikkelingswerk hadden verricht. De verweerder had in zijn besluiten terecht vastgesteld dat de administratie niet voldeed aan de wettelijke eisen, waardoor de intrekking van de S&O-verklaringen gerechtvaardigd was.
Het College oordeelde dat appellanten niet hadden voldaan aan de administratieverplichting zoals voorgeschreven in artikel 25 van de Wva. De stelling van appellanten dat zij niet goed op de hoogte waren van de eisen voor de administratie, werd door het College verworpen. De enkele realisatie van een nieuw product of proces was niet voldoende om aan te tonen dat dit het resultaat was van hun eigen ontwikkelingswerk. Het College concludeerde dat de beroepen ongegrond waren en dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.