Bij brief d.d. 31 december 2001 heeft de (toenmalige) advocaat van klaagster de overeenkomst met appellant opgezegd en verzocht de verstrekte gegevens te retourneren. Bij brief van 19 februari 2002 is namens haar de klacht ingediend die aanleiding vormde voor de bestreden beslissing.
De bovenstaande gegevens laten niet toe vast te stellen wat partijen hebben afgesproken aangaande datum waarop dan wel de termijn waarbinnen de jaarrekening 2000 gereed zou zijn. Klaagster heeft weliswaar gesteld dat zij in maart 2001 appellant opdracht heeft gegeven de controle van de jaarcijfers met betrekking tot 2000 zo spoedig mogelijk doch in ieder geval voor 15 december 2001 te verzorgen en in juni 2001 tweemaal op een zo spoedig mogelijke voltooiing van de werkzaamheden te hebben aangedrongen, maar door appellant is uitdrukkelijk ontkend dat enige termijn voor voltooiing van zijn werkzaamheden inzake de jaarrekening is genoemd of was afgesproken. Een schriftelijke opdracht of een schriftelijke opdrachtbevestiging, waaruit een afspraak omtrent een termijn voor voltooiing van de werkzaamheden met betrekking tot de jaarrekening 2000 zou kunnen blijken, ontbreekt.
Klaagster stelt verder eind september 2001 naar de voortgang van de werkzaamheden te hebben geïnformeerd en appellant te hebben medegedeeld dat voor haar essentieel was dat de werkzaamheden uiterlijk 15 december 2001 zouden zijn voltooid. Zij zou eerst toen hebben begrepen dat niet aan haar opdracht werd gewerkt omdat rekeningen nog niet waren betaald. Deze stelling impliceert niet dat toen een afspraak is gemaakt omtrent de voltooiing van de werkzaamheden. Klaagster moet integendeel tenminste toen hebben begrepen, hoewel het op de weg van appellant zou hebben gelegen klaagster dit al eerder ondubbelzinnig mede te delen, dat voldoening van de vordering voorwaarde was voor uitvoering van haar opdracht. Appellant ontkent voorts dat toen is medegedeeld dat zijn werkzaamheden uiterlijk 15 december 2001 zouden moeten zijn voltooid. Bij het ontbreken van enige schriftelijke vastlegging of een andere toereikende onderbouwing kan niet door het College worden vastgesteld dat appellant toen over de cruciale betekenis van deze datum is geïnformeerd.
De brief van appellant d.d. 25 oktober 2001 bevat evenmin een ondubbelzinnige afspraak of toezegging omtrent de termijn waarop de jaarrekening over 2000 zal worden opgeleverd. Daarin wordt slechts gesteld dat het werk zo spoedig mogelijk zal worden voltooid en iedere concrete termijnaanduiding ontbreekt.
De fax van klaagster d.d. 22 november 2001 maakt duidelijk dat klaagster een belang heeft bij spoedige oplevering van de jaarrekening 2000 en hoewel deze fax voor een diligent accountant aanleiding zou zijn geweest zich nader met de klaagster te verstaan, moet worden vastgesteld dat deze fax op geen enkele wijze refereert aan een eventuele afspraak tussen appellant en klaagster over de termijn waarop appellant zijn werkzaamheden met betrekking tot de jaarrekening 2000 zou voltooien. Evenmin blijkt uit deze fax dat aan appellant kenbaar is gemaakt dat de datum van 15 december 2001 voor de omzetting van de rekening courant krediet van klaagster in een hypothecair krediet cruciaal was. Appellant heeft ook uitdrukkelijk ontkend dat dit hem bekend was. Klaagster heeft in dit verband overgelegd een brief d.d. 12 november 2002 van Rabobank Abcoude Ouder-Amstel waarin deze bank bevestigt dat het financieringsverzoek van klaagster tot
15 december 2001 zou worden beoordeeld op basis van de jaarcijfers 2000 en dat na deze datum voor de beoordeling van het verzoek de jaarcijfers 2001 vereist zouden zijn. Deze brief betreft hetgeen tussen genoemde bank en klaagster was afgesproken zonder dat blijkt dat deze afspraken aan appellant waren medegedeeld of anderszins bekend waren. Uit een brief van deze bank d.d. 28 januari 2002 blijkt bovendien dat eerst eind november 2001 tussen klaagster en Rabobank Abcoude Ouder Amstel is afgesproken dat de jaarcijfers uiterlijk 15 december 2001 in bezit van laatstgenoemde zouden zijn.
Andere onomstreden gegevens waaruit zou kunnen blijken van een afspraak tussen appellant en klaagster of een toezegging van appellant ten aanzien van de termijn voor oplevering van de jaarstukken, blijken niet uit het dossier. Derhalve is onvoldoende aannemelijk dat appellant, ondanks daartoe gemaakte afspraken, de jaarrekening 2000 niet tijdig heeft afgemaakt. In de bestreden beslissing heeft de raad van tucht derhalve ten onrechte in andere zin geconcludeerd. Deze beslissing kan derhalve in zoverre niet in stand blijven.
5.2 Het College acht zich voldoende geïnformeerd om zelf op de klacht, voor zover die door het door appellant ingestelde beroep ter beoordeling staat, te beslissen. Uit met name hetgeen ter zitting naar voren is gebracht volgt dat appellant meer aandacht had kunnen besteden aan het verschaffen en verkrijgen van duidelijkheid omtrent de accountantswerkzaamheden voor klaagster. Voor het College ligt evenwel slechts ter beoordeling voor de jegens appellant gerezen bezwaren die aan de orde zijn gesteld in de klacht zoals die door de raad van tucht is samengevat en gegrond is verklaard. Tegen die samenvatting is geen beroep ingesteld. De samenvatting van het in beroep aan de orde gestelde klachtonderdeel houdt in dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door ondanks daartoe gemaakte afspraken, niet tijdig de jaarrekening 2000 te hebben afgemaakt. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is het College van oordeel dat deze klacht ongegrond is, nu omtrent de in de klacht bedoelde afspraken onvoldoende is komen vast te staan.
5.3 Deze uitspraak berust op het bepaalde in titel IV van de Wet AA en in het bijzonder op artikel 5 GBAA.