ECLI:NL:CBB:2003:AF8803
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten in horecagelegenheid
In deze zaak gaat het om de aanvraag van appellanten, A B.V. en B, h.o.d.n. C, voor een aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten in hun horecagelegenheid te Den Burg, Texel. De burgemeester van Texel had eerder een aanvraag voor een vergunning afgewezen, wat leidde tot een beroepsprocedure bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De procedure begon op 1 november 2002, toen appellanten hun beroepschrift indienden tegen het besluit van de burgemeester van 30 september 2002. Dit besluit was genomen ter uitvoering van een eerdere uitspraak van het College van 13 februari 2002, waarin het College had bepaald dat de burgemeester opnieuw op het bezwaar moest beslissen.
De Wet op de kansspelen, die sinds 1 november 2000 van kracht is, stelt eisen aan de vergunningverlening voor het aanwezig hebben van speelautomaten in horecagelegenheden. Appellanten voerden aan dat hun eetcafé als hoogdrempelige inrichting moest worden aangemerkt, omdat het eetcafé en de snackbar via een tussendeur met elkaar verbonden zijn, maar toch als afzonderlijke ruimtes functioneren. De burgemeester had echter geoordeeld dat de inrichting niet voldeed aan de vereisten van de wet, omdat de snackbar en het eetcafé niet als besloten ruimtes konden worden beschouwd.
Het College oordeelde dat de burgemeester terecht had geoordeeld dat de inrichting niet voldeed aan de vereisten van de Wet op de kansspelen. De feitelijke situatie, waarbij de snackbar en het eetcafé gedeelde toiletten hebben en het personeel beide ruimtes bedient, wijst erop dat er geen sprake is van een besloten ruimte. Hierdoor kon de aanvraag voor de aanwezigheidsvergunning niet worden goedgekeurd. Het College verklaarde het beroep van appellanten ongegrond en bevestigde de afwijzing door de burgemeester.