ECLI:NL:CBB:2003:AF6913
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- C.J. Borman
- H.G. Lubberdink
- Rechtspraak.nl
Heffingsverordening en saneringsheffing runderslachtsector
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan over de heffingsverordening van het Productschap voor Vee en Vlees, specifiek gericht op de saneringsheffing in de runderslachtsector. Appellante, A's Slachtbedrijf B.V., heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin de saneringsheffing over de maanden oktober, november en december 1999 werd opgelegd. De heffing is gebaseerd op het capaciteitsaandeel van de slachterij in de totale runderslachtcapaciteit in Nederland, waarbij een bedrag van fl. 150.000,-- per procent capaciteitsaandeel verschuldigd is. De appellante betoogde dat de heffing onrechtmatig was, omdat de oorzaak voor de heffingen niet bij de kleinere slachterijen lag en dat er een toezegging was gedaan dat de heffing per 1 oktober 1999 zou stoppen.
Tijdens de procedure is vastgesteld dat de appellante op 10 oktober 2000 een beroepschrift heeft ingediend tegen het besluit van 4 september 2000. Na een zitting op 11 september 2002, waarin partijen hun standpunten toelichtten, heeft het College het onderzoek gesloten. De appellante voerde aan dat de heffingsverordening onterecht was, omdat deze niet in overeenstemming was met het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel. De toezegging van de beleidsmedewerker Van der Kruijk dat de heffing per 1 oktober 1999 zou stoppen, werd door de appellante als argument ingebracht.
Het College oordeelde dat de heffingsverordening niet in strijd was met hogere regels van recht en dat de heffing terecht was opgelegd. De toezegging van Van der Kruijk werd niet als bindend beschouwd, omdat er geen formele wijziging van de verordening had plaatsgevonden. Het College concludeerde dat de appellante niet mocht aannemen dat de heffing niet meer zou plaatsvinden, aangezien er geen officiële mededeling was gedaan over de beëindiging van de heffing. De uitspraak van het College was dat het beroep ongegrond werd verklaard, zonder dat er termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.