ECLI:NL:CBB:2003:AF6054
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- C.M. Wolters
- C.J. Borman
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Compensatie bij ernstige storingen in de elektriciteitsvoorziening en de rol van netbeheerders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 21 februari 2003, staat de compensatie bij ernstige storingen in de elektriciteitsvoorziening centraal. Appellante, een netbeheerder, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Directeur van de Dienst uitvoering en toezicht energie, waarin het bezwaarschrift van appellante tegen een wijziging van de Netcode ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de verplichtingen van netbeheerders om compensatie te bieden aan afnemers bij langdurige onderbrekingen van de transportdienst. De relevante artikelen uit de Elektriciteitswet 1998 worden besproken, waarbij de nadruk ligt op de kwaliteitscriteria waaraan netbeheerders moeten voldoen.
De procedure begon op 23 januari 2002 met de indiening van het beroepschrift door appellante. De Directeur van de Dienst had eerder een besluit genomen waarin de compensatieregeling werd vastgesteld, maar appellante was van mening dat de compensatiebedragen niet voldoende waren en pleitte voor een maximum van NLG 1.000.000 per gebeurtenis. De Directeur wees dit verzoek af, met de argumentatie dat een dergelijke maximering zou leiden tot discriminatie tussen afnemers en dat de compensatie bedoeld is als stimulans voor netbeheerders om de kwaliteit van de transportdienst te waarborgen.
Tijdens de zitting op 10 januari 2003 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het College oordeelt dat de keuzes van de Directeur in overeenstemming zijn met de wet en de beginselen van behoorlijk bestuur. Het College concludeert dat de verplichting tot het betalen van compensatie niet gebonden hoeft te zijn aan een maximum per gebeurtenis en dat storingen als gevolg van natuurrampen, sabotage of terrorisme binnen de risicosfeer van de netbeheerders vallen. Het beroep van appellante wordt ongegrond verklaard, en het College ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.