ECLI:NL:CBB:2003:AF3781
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten in een horecagelegenheid
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 januari 2003 uitspraak gedaan in het beroep van A, h.o.d.n. Partycentrum Restaurant Bowling 'Het Eiland', tegen de Burgemeester van Dirksland. Het geschil betreft de afwijzing van een verzoek om een vergunning voor het aanwezig hebben van twee kansspelautomaten in de horecagelegenheid van appellant. De burgemeester had eerder, op 15 mei 2002, het verzoek van appellant om deze vergunning afgewezen, wat appellant niet kon accepteren en leidde tot het indienen van een beroepschrift op 14 juni 2002.
De procedure omvatte een zitting op 18 december 2002, waar zowel appellant als de gemachtigde van verweerder hun standpunten toelichtten. De kern van het geschil draait om de classificatie van de horecagelegenheid van appellant. De Wet op de kansspelen definieert hoogdrempelige en laagdrempelige inrichtingen, waarbij de vergunning voor kansspelautomaten alleen kan worden verleend aan laagdrempelige inrichtingen. Appellant stelt dat zijn horecagelegenheid als hoogdrempelig moet worden aangemerkt, maar het College oordeelt dat de combinatie van restaurant en bowlingbaan in de inrichting van appellant leidt tot de conclusie dat deze als laagdrempelig moet worden gekwalificeerd.
Het College concludeert dat de inrichting van appellant niet voldoet aan de eisen voor een hoogdrempelige inrichting, omdat er naast het restaurant ook bowlingactiviteiten plaatsvinden, die een zelfstandige betekenis hebben. De open verbinding tussen de restaurant- en bowlingruimte maakt dat het restaurant niet als een afzonderlijke besloten ruimte kan worden aangemerkt. Het College wijst het beroep van appellant af en verklaart het ongegrond, zonder termen voor proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de feitelijke situatie van de inrichting te beoordelen op het moment van het bestreden besluit, en niet op basis van eventuele toekomstige wijzigingen.