ECLI:NL:CBB:2002:AF3251
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- D. Roemers
- C.J. Borman
- W.E. Doolaard
- Rechtspraak.nl
Weigering aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten in laagdrempelige horeca-inrichting
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 december 2002 uitspraak gedaan in het beroep van Multifunctioneel Centrum de Dobber B.V. tegen de burgemeester van Wijdemeren. De appellante had een beroepschrift ingediend tegen de weigering van de burgemeester om een aanwezigheidsvergunning voor twee kansspelautomaten te verlenen. De burgemeester had eerder een besluit genomen op 19 april 2002, waarin het bezwaar van appellante tegen een eerdere weigering van 12 december 2001 ongegrond werd verklaard. De kern van het geschil was of de Dobber als een hoogdrempelige of laagdrempelige inrichting moest worden aangemerkt volgens de Wet op de kansspelen.
Het College heeft vastgesteld dat de Dobber, waar diverse activiteiten plaatsvinden zoals vergaderingen en cursussen, niet als hoogdrempelig kan worden gekwalificeerd. De inrichting voldoet niet aan de voorwaarden die in de wet zijn gesteld voor een hoogdrempelige inrichting, omdat er sprake is van een vrije doorgang tussen de verschillende ruimten, waardoor bezoekers niet verplicht zijn om door de horecaruimte te gaan om andere delen van de inrichting te bereiken. Dit betekent dat de inrichting als geheel als laagdrempelig moet worden aangemerkt, wat de burgemeester in zijn besluit heeft bevestigd.
De appellante heeft betoogd dat de activiteiten in de Dobber voornamelijk horeca-activiteiten zijn en dat de overige activiteiten geen zelfstandige betekenis hebben. Het College heeft echter geoordeeld dat de activiteiten in de Dobber, zoals toneel- en cursusactiviteiten, een zelfstandige stroom van bezoekers trekken en niet enkel ter ondersteuning van de horeca-activiteiten zijn. Hierdoor kon de vergunning voor de kansspelautomaten niet worden verleend, aangezien deze alleen kunnen worden toegestaan in een hoogdrempelige inrichting.
Het College heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de inrichting te kwalificeren op basis van de feitelijke situatie en de activiteiten die daar plaatsvinden, in plaats van op basis van eerdere vergunningen of adviezen.