5. De beoordeling van het geschil
5.1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 19, eerste lid, van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie Wbb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van het College op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb juncto artikel 19, eerste lid, van de Wbb kan, indien beroep bij het College is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
Op grond van de door partijen overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting van 26 november 2002 is de voorzieningsrechter van oordeel dat onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak kan worden gedaan. Mede gelet op de ter zitting door partijen gegeven toestemming gaat hij daartoe over.
5.2. Ingevolge artikel 30, aanhef en onder d, van de Wet op de kansspelen kan een inrichting slechts als hoogdrempelig worden aangemerkt, indien naast het café- of restaurantbezoek geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend.
5.3. Blijkens de overgelegde stukken, waaronder de ter zitting getoonde plattegrond en foto's, gaat de voorzieningenrechter er allereerst van uit dat bij de onderhavige inrichting sprake is van één grote ruimte waarin zich naast een bar en een eetgelegenheid, een hotelreceptie bevindt. De gasten van het hotel dienen zich bij de hotelreceptie te vervoegen teneinde zich in te schrijven.
In verband met de feitelijk situatie moet worden geoordeeld dat deze hotelreceptie een zelfstandige stroom van bezoekers trekt, wier keuze voor het bezoek aan de inrichting van appellante wordt bepaald door de aanwezigheid aldaar van deze hotelreceptie. Reeds op deze grond dient de gehele inrichting als laagdrempelig te worden beschouwd.
5.4. Bij de hotelreceptie wordt tevens aan hotelgasten een pasje verstrekt, waarmee zij de verbindingsdeur kunnen openen die zich achterin de inrichting bevindt, teneinde van en naar hun hotelkamer te gaan. Ook in verband met deze omstandigheid moet worden geoordeeld dat de inrichting van appellante laagdrempelig van aard is. De stelling van appellante dat de hotelgasten het hotel vaker via de andere, naast de inrichting gesitueerde, ingang betreden doet hier niet aan af.
5.5. Voorts bestaat in de inrichting voor hotelgasten, alsmede voor andere bezoekers, de mogelijkheid een ontbijt te nuttigen. Uit de door appellante gehanteerde menulijst voor de lunch blijkt verder dat in de inrichting tot 16.00 uur onder meer tomatensoep, soep van de dag, diverse omeletten, hamburgers en sandwiches worden geserveerd. De verstrekking van dergelijke niet als een volledige maaltijd aan te merken etenswaren vormen eveneens activiteiten die een zelfstandige betekenis hebben. Deze kunnen niet worden beschouwd als uitsluitend ter ondersteuning van hoogdrempelige activiteiten.
5.6. Hetgeen appellante voor het overige met betrekking tot de drempelwaarde van de inrichting heeft aangevoerd stuit af op het hiervoor overwogene en kan daarom verder onbesproken blijven.
5.7. Uit het vorenoverwogene volgt dat verweerder onder de gegeven omstandigheden de gevraagde vergunning voor kansspelautomaten terecht heeft geweigerd.
Nu het beroep ongegrond dient te worden verklaard, bestaat geen aanleiding voor toekenning van het verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Awb.
Gelet op de beslissing in de hoofdzaak, is er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het hiertoe strekkende verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
Er is evenmin aanleiding voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.