ECLI:NL:CBB:2002:AF2209
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.A. van der Ham
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van een rechtspersoon door de Kamer van Koophandel op basis van artikel 2:19a BW
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 december 2002 uitspraak gedaan over de ontbinding van de rechtspersoon A B.V. door de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland. De ontbinding was gebaseerd op artikel 2:19a van het Burgerlijk Wetboek, dat de voorwaarden voor ontbinding van rechtspersonen regelt. De procedure begon op 22 april 2002, toen A B.V. beroep aantekende tegen een besluit van de Kamer van Koophandel van 19 maart 2002, waarin werd besloten tot ontbinding van de vennootschap. De Kamer had vastgesteld dat A B.V. niet voldeed aan de verplichtingen zoals het indienen van jaarstukken en het betalen van verschuldigde bedragen, en dat de bestuurder meer dan een jaar onbereikbaar was.
Tijdens de zitting op 26 november 2002 hebben de gemachtigden van beide partijen hun standpunten toegelicht. De appellante, A B.V., erkende fouten in de communicatie met de Kamer van Koophandel en gaf aan dat zij tijdelijk onbereikbaar was geweest. De appellante stelde dat de ontbinding grote financiële schade zou veroorzaken en verzocht om vernietiging van het bestreden besluit.
Het College oordeelde dat de Kamer van Koophandel terecht had besloten tot ontbinding, omdat na de termijn van acht weken na de kennisgeving van het voornemen tot ontbinding, de omstandigheden die tot de ontbinding leidden, nog steeds aanwezig waren. Het College benadrukte dat de wetgever met artikel 2:19a BW de Kamer de bevoegdheid had gegeven om rechtspersonen te ontbinden die niet actief waren. De appellante had niet tijdig de nodige stappen ondernomen om de verzuimen te herstellen, en het College verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. van der Ham, met mr. M.S. Hoppener als griffier.