ECLI:NL:CBB:2002:AF0492
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- H.C. Cusell
- M.A. van der Ham
- J.A. Hagen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de continuering van de kortingsmaatregel voor AWBZ-instellingen en de gevolgen voor vermogensgroei
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 29 oktober 2002, zijn de appellanten, bestaande uit verschillende stichtingen die verpleeghuizen beheren, in beroep gegaan tegen besluiten van het College Tarieven Gezondheidszorg. De appellanten stelden dat de door verweerder opgelegde kortingsmaatregel op de tarieven, die voortvloeide uit een aanwijzing van de Minister van Volksgezondheid, niet rechtmatig was, omdat er sinds 1996 geen groei meer zou zijn van hun niet-vreemde vermogens. De appellanten voerden aan dat de continuering van deze maatregel hen in een onredelijke positie bracht, aangezien hun vermogens onder druk stonden.
De procedure begon op 4 april 2001 met het indienen van beroepschriften tegen besluiten van 22 februari 2001. De zitting vond plaats op 17 september 2002, waar de gemachtigden van de partijen hun standpunten toelichtten. Het College oordeelde dat de kortingsmaatregel, die in 1997 was ingevoerd, een structureel karakter had en dat de tariefbeschikkingen van 2000 voldoende gemotiveerd en zorgvuldig tot stand waren gekomen. Het College stelde vast dat de vermogens van de AWBZ-instellingen in 1999 in absolute zin waren gegroeid, ondanks de bezwaren van appellanten.
Het College concludeerde dat appellanten geen overtuigende cijfers hadden overgelegd die hun stelling onderbouwden dat de kortingsmaatregel hen onredelijk benadeelde. De beroepen van de appellanten werden ongegrond verklaard, en het College achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak bevestigt de rechtmatigheid van de door verweerder genomen besluiten en de toepassing van de kortingsmaatregel in het kader van de Wet tarieven gezondheidszorg.