ECLI:NL:CBB:2002:AF0465
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- J.A. Hagen
- M.A. Fierstra
- F.W. du Marchie Sarvaas
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake kredietverlening onder de Kredietregeling milieugerichte productontwikkeling
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 oktober 2002 uitspraak gedaan in het beroep van Badine B.V. tegen de Minister van Economische Zaken. Het beroep was ingesteld tegen een besluit van de Minister, waarin Badine B.V. niet-ontvankelijk werd verklaard in haar bezwaar tegen een eerdere beslissing over de kredietverlening op basis van de Kredietregeling milieugerichte productontwikkeling. De procedure begon op 14 december 2001, toen Badine B.V. een beroepschrift indiende tegen het besluit van 16 november 2001, dat betrekking had op een bezwaar tegen een besluit van 1 maart 2001. De Minister had in dat besluit aangegeven dat Badine B.V. aansprakelijk werd gesteld voor een vordering van de Staat, omdat de onderneming waarvoor het krediet was verstrekt, Decostone B.V., failliet was verklaard.
Het College heeft vastgesteld dat de Minister de bezwaren van Badine B.V. niet-ontvankelijk had verklaard omdat het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. Badine B.V. betoogde echter dat de vordering van de Minister van privaatrechtelijke aard was en dat de termijnoverschrijding niet aan haar kon worden toegerekend. Het College heeft de argumenten van Badine B.V. beoordeeld en geconcludeerd dat de brief van de Minister van 1 maart 2001 niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kon worden aangemerkt. Dit betekende dat er geen bezwaar mogelijk was tegen deze beslissing.
Uiteindelijk heeft het College het beroep ongegrond verklaard, maar heeft het de Minister wel veroordeeld in de proceskosten van Badine B.V. en het griffierecht vergoed. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen publiekrechtelijke en privaatrechtelijke handelingen van de overheid en de gevolgen daarvan voor de rechtsmiddelen die beschikbaar zijn voor burgers.